dinsdag 31 maart 2009

Klein varkentje





Klein varkentje
Toen ik klein was, nog kleiner dan nu, was ik altijd al de kleinste, hoeveel ik mama's melk ook dronk ik bleef klein en niet erg sterk. Ik dronk zoveel totdat ik niet meer kon en zelfs dan ging ik vaak nog door. Mijn moeder,broertjes en zusjes sliepen al lang,maar ik zal groter en sterker worden dus dronk ik door. Mijn moeder zegt wie niet groot en sterk is moet slim zijn. Als je groot wil worden dan moet je veel slapen. Ik heb spijt dat ik daar niet naar heb geluisterd, want ik ben nog steeds kleine Eddy, maar mijn broers en zussen zijn groot, heel groot. Iedereen zegt altijd daar is kleine Eddy. Ik loop altijd stoer en maak me zo groot mogelijk, maar dan nog zeggen ze oh wat schattig die kleine Eddy. Ik ben het zat. Nooit zal iemand mij meer kleine Eddy noemen. Het was stil in de schuur, iedereen lag te slapen. Ze snurkten zo hard dat ze kleine Eddy niet hoorden. Eddy had al een keer een gat gezien, waar hij mooi doorheen kon, nu was het wel een geluk dat hij zo klein was, maar aan de andere kant, had hij niet door dit gat gemoeten als hij groot was. Als hij groot was kon hij hier blijven. Waar zal ik heen gaan dacht kleine Eddy. Hij liep en liep. Ik wil groot worden, maar hoe? Opeens hoorde hij gepiep en gemiaauw. Een kat wou een muis opeten. Kleine Eddy nam een aanloop en de kat vluchte weg. Dank je wel zei de muis. Ik heet Mies en hoe heet jij? Ik heet Eddy, Kleine Eddy. Klein? zei Mies ik vindt je heel erg groot. Eddy moest er van huilen, hij was groot. Muis vroeg of Eddy bij haar wou wonen? Er stond een oud schuurtje in het weiland en daar kon Kleine Eddy wonen, want in Mies haar huisje kon hij niet wonen, daarvoor was hij veel te groot. En zo werd hij nooit meer kleine Eddy genoemd, maar sterke en grote Eddy.