zondag 26 september 2010

De Tovenaar.

De Tovenaar.

De dikke tovenaar had heerlijk geslapen. Hij wreef zijn ogen nog eens uit, snoot zijn neus nog een keer en stapte toen uit zijn bed. Zo, nou een lekker maaltje, dan werd het vast weer een fijne dag! Toen hij zich had gewassen en aangekleed ging hij naar beneden. Daar stond op de tafel zijn bord al klaar. Waar zou hij vandaag nu eens van gaan smullen? Ah, hij wist het al: Heerlijke müsli met yoghurt en natuurlijk veel suiker. Hij hield zijn beide handen boven zijn bord en hij sprak een geheimzinnige spreuk uit. En wat er toen gebeurde? Helemaal niets! Dat was een tegenvaller! Elke morgen toverde hij zo voor zich zelf een heerlijk ontbijt, elke middag een verrukkelijke lunch en ‘s avonds nog eens een fantastisch lekker diner! Wat was er nou weer aan de hand? Kon hij niet meer toveren? Hij probeerde het nog een keer, maar weer bleef zijn bord leeg! Wat anders dan. Hij had zijn haar nog niet gekamd. Toch nog maar eens de haarkamspreuk proberen. Maar na zijn toverwoorden zat zijn haar nog net zo slordig als daar voor. De arme dikzak snapte er niets meer van.
Hij besloot maar eens een bezoekje te gaan brengen aan de man, die hem de toverkunst had geleerd: Matak, De Grote Tovenaar! Hij stapte in zijn autootje en reed naar het huis van zijn grote voorbeeld. Gelukkig was de beroemde Matak thuis. “Wat kan ik voor je doe?”, vroeg hij. “Ach Grote Tovenaar”, zei de dikke tovenaar, “ik kan het niet meer! Geen één toverkunst lukt me meer!”
“Wat heb jij de laatste tijd getoverd?”, vroeg Matak. “Nou, lekkere ontbijtjes, heerlijke lunches en fantastische diners! En dan kam ik elke morgen mijn haar met een toverspreuk!”
“Ik snap het al!”, zei Matak toen, “Je hebt je toverkunst alleen maar voor jezelf gebruikt en elke keer dat je voor je eigen plezier tovert, verlies je er iets van! Ga naar huis en doe eens iets voor anderen! Dan zal je vast wel weer kunnen toveren!”
Onze dikke tovenaar wist niet hoe hij het had. Iets voor anderen doen! Daar had hij nog nooit aan gedacht! Maar hij wilde toch proberen zijn toververmogen terug te krijgen!
Met zijn hoofd vol vragen reed hij naar huis terug. Hij zette zijn auto in de garage en ging lopend de stad in. Nu moesten er goede daden gedaan worden, en vlug ook nog!
Plotseling zag hij iets. Aan de kant van de weg stond een oud vrouwtje, dat kennelijk niet over durfde steken. Hij pakte het oudje bij haar arm en toen er even geen auto’s aankwamen nam hij haar mee naar de overkant. Het vrouwtje stribbelde wel tegen, maar daar trok hij zich niets van aan! Aan de overkant begon ze toch tegen hem te schreeuwen! “Domme dikzak! Ik wil hele maal niet naar de overkant”, schreeuwde ze. En voor hij iets terug kon zeggen rende ze alweer terug naar de plaats waar ze eerder had gestaan.
De tovenaar wandelde verder. Daar zag hij een koopman, die een handkar tegen de helling van een brug probeerde verder te duwen. Onze tovenaar kreeg medelijden met de man en hielp hem de kar te duwen. Bovenaan de brug bedankte de man hem heel hartelijk. Als dank kreeg hij een paar wortelen. “Voor uw avondmaal!”, zei de koopman nog.
Even later zag de tovenaar, hoe twee jongens een veel kleinere knaap aan het pesten waren. Hij sprong er tussen en de kleine jongen kon ontkomen aan zijn belagers. “Dank u wel!”, riep hij.
“Nou, nou, al weer een goede daad!”, dacht onze vriend en hij wandelde weer verder.
Aan de kant van de weg was een meisje de ramen aan het lappen. Ze stond boven aan de ladder toen er een hond aan kwam rennen. Die botste tegen de ladder aan en het meisje viel naar beneden. De tovenaar rende er op af en kon het meisje nog net op tijd opvangen! Ze vloog hem  om zijn hals, zo blij was ze! De tovenaar begon er nog plezier in te krijgen om anderen te hel pen! Aan de overkant van de straat stond een klein jongentje. Naast hem stond een driewieler tje. Het kind huilde erbarmelijk! De tovenaar ging er op af. “Waarom huil je zo?”, vroeg hij. Het jongentje antwoordde: ”Mijn fietsje is kapot! Ik kan er zo niet meer mee thuis komen!” Uit gewoonte sprak onze dikzak een toverspreuk. En waarachtig! Het fietsje was weer heel! Hij kon weer toveren! Maar één ding wist hij zeker! Hij zou voortaan zoveel mogelijk zijn tover kunst gebruiken om anderen te helpen!

Bron: De verhaaltjesopa 

maandag 20 september 2010

Indianen in de tuin

Indianen in de tuin

Jasper en Sanne zitten in de tuin en hebben allebei een indianenpak aan. Op hun hoofd hebben ze een indianentooi. Die heeft Jaspers moeder gemaakt van een stuk gekleurde band en een paar veren.
'Boem, boem, boem, klinkt het door de tuin. Jasper en Sanne zijn aan het trommelen. Dat doen echte indianen.
'Jij slaat niet goed', zegt Jasper tegen Sanne.
'Welles. En ik heb geen zin meer'.
'We kunnen in de tent zitten', zegt Jasper.
'Dat is geen tent. Het is een wigwam', zegt Sanne. Jaspers moeder komt in de tuin.
'Willen jullie je niet schminken? Indianen hebben altijd geverfde gezichten', zegt ze.
'Jaaa!' roepen ze. Jaspers moeder gaat terug in het huis om verf te halen.
Jasper rent door de tuin en doet zijn hand voor zijn mond heen en weer: 'Oewa, oewa, oewa, ik heet rennende vos', roept hij.
'Ha, ha, en ik heet zittende buffel', roept Sanne en rent achter Jasper aan. Mamma komt weer de tuin in met de verf en vraagt: 'Maken jullie een indianendans?'
'Jaaa, ik ben een opperhoofd', roept Jasper.
'Nietes, een opperhoofd danst niet', roept Sanne.
'Welles, opperhoofden dansen altijd'.
'Kom jongens, ik ga jullie schminken', zegt Jaspers moeder. Eerst mag Jasper. Hij krijgt een grote blauwe veeg over zijn neus. Een rode en een gele streep op allebei zijn wangen. En een grote groene streep op zijn voorhoofd.
'Zo, nu lijken jullie op echte indianen. Kijk maar in het spiegeltje', zegt Jaspers moeder. Jasper kijkt en glundert van trots.
'Ik wil ook', zegt Sanne. Als Jaspers moeder klaar is met schminken, rennen de indianen rond de wigwam. Jaspers moeder lacht om het gekke stel. Als ze uitgedanst zijn gaan Jasper en Sanne voor de wigwam zitten.
'Ik ga even mijn fototoestel halen. Jullie zien er zo mooi uit', zegt Jaspers moeder.
'Ik wil best op de foto', zegt Sanne.
'Ja, dan zien ze dat we echte indianen zijn. Anders geloven ze ons niet', zegt Jasper. Als Jaspers moeder de foto heeft gemaakt, gaat ze gezellig bij de indianen zitten.
'Weten jullie veel over de indianen?' vraagt ze.
'Ze rijden op een paard en vechten', zegt Jasper.
'Ja, dat ook. Maar ze doen nog veel meer. Ze jagen en vissen'.
'Wat jagen ze dan?' vraagt Sanne.
'Ze jagen op bizons'.
'Ja, met speren', zegt Jasper. Dat heb ik mijn indianenboek gezien.
'Ik wil spelen', zegt Sanne en staat op.
'Gaan jullie maar lekker spelen. Dan haal ik intussen wat te drinken en wat lekkers', zegt Jaspers moeder.
'Ik weet iets leuks. Jij bent een bizon en dan ga ik op jou jagen', zegt Jasper.
'Mij best. Maar je kan mij toch niet vangen. Ik ben heel snel en sterk', zegt Sanne en rent door de tuin.
'Oewa, oewa, oewa, ik ben een opperhoofd', roept Jasper en rent Sanne achterna. Ze lopen een heleboel rondjes. Jaspers moeder komt met een dienblad met twee glazen limonade en twee koeken de tuin in. Maar Jasper en Sanne zien haar niet. Ze botsen tegen Jaspers moeder aan en het dienblad valt uit haar handen. Alles valt op het gras. De indiaan en de bizon kijken geschrokken. Maar gelukkig is Jaspers moeder niet boos. Ze haalt weer nieuwe limonade voor ze. Je hebt tenslotte niet iedere dag een paar indianen in je tuin.


©Anne de Vries-Neuteboom

zondag 12 september 2010

Katrien Kip

Katrien Kip.

Katrien Kip was de slimste kip van het hele kippenhok en misschien wel het slimste dier van de hele boerderij! Als er wat bijzonders aan de hand was, dan vroegen alle kippen haar om raad. Ze was zelfs nog slimmer dan de haan en dat wil wat zeggen.
Op een dag gebeurde er iets, dat al veel vaker was gebeurd: De bunzing Jodocus was weer in de buurt. O, wat wilde hij graag een vers kipje hebben om zijn honger te stillen! En ja hoor, een klein kipje, dat niet zo gauw weg had kunnen komen werd zijn slachtoffer. Hij sleepte het arme dier mee naar zijn nest en at het op met huid en veren!
De kippen waren vreselijk geschrokken. Dat was nou al de zoveelste keer! Als er niets werd gedaan, dan zouden er geen kippen meer op de boerderij overblijven!
Ze gingen met z’n allen naar Katrien toe. Die had natuurlijk ook wel gezien, wat er was ge beurd en ze had er ook al heel veel over nagedacht. En ze had een plannetje!
Ze vertelde de kippen wat ze moesten doen en even later gingen alle kippen op weg naar de schuur van hun boer. Ze hadden van Katrien gehoord, dat de boer daar het kruit voor zijn geweer bewaarde! Met veel moeite sleepten ze met zijn allen een zak met kruit naar het kip penhok. Ze wachten nog een paar dagen en toen begonnen ze aan iets, dat ze nog nooit hadden gedaan. Ze aten hun buikjes vol met het kruit!
Toen het avond werd,  kwam Jodocus weer aangeslopen. Hij loerde het hele boerenerf af en net toen hij zich af ging vragen, waar toch alle kippen gebleven waren, zag hij ze aankomen. Ze kwamen met een vaart op hem af. Niet over de grond, maar door de lucht! Een zwerm kippen dook op Jodocus af. Toen ze vlak bij hem waren, lieten ze een voor een hun ei vallen! Dat kwam soms op de grond naast Jodocus terecht, maar ook vaak op de bunzing! En weet je wat er gebeurde als dat ei de grond raakte? Het kruit in het ei ontplofte met een harde BOEM.
Een stuk van de staart van Jodocus werd door een bom-ei flink beschadigd. Overal op zijn vel zaten schroeiplekken van de eieren. De bunzing was zich een ongeluk geschrokken! Hij wist niet hoe vlug hij weg moest zien te komen. En de kippen? Ze hebben er gelukkig geen buikpijn van gekregen en die middag aten ze weer lekker van hun maïs. En de bunzing? Nou, die heb ben de kippen nooit meer terug gezien!

Bron: de verhaaltjesopa

maandag 6 september 2010

Hollen in het herfstbos

Hollen in het herfstbos


'Wanneer komen ze nu?' vraagt Sanne aan haar moeder.
'Ze komen straks. Trek maar alvast je dikke trui aan. Het is koud buiten', zegt Sannes moeder.
'Daar zijn ze!' Sanne rent naar het raam. Voor de deur stopt een auto. Jasper en zijn moeder stappen uit en zwaaien naar Sanne. Sanne rent naar de deur en maakt hem open.
'Hoi, ik heb een doos voor in het bos', zegt Jasper. Hij laat Sanne met trots de doos zien.
'Jij moet ook maar een doos meenemen', zegt Jaspers moeder tegen Sanne.
'Waarom?' vraagt Sanne.
'Dan kun je er eikeltjes in doen of bladeren'. Sannes moeder staat nu ook in de gang. Ze heeft een warme jas aan en een sjaal.
'Heerlijk hé, een herfstwandeling. Lekker schoppen door de bladeren', zegt Sannes moeder.
'Ja, en paddestoelen zoeken', zegt Jaspers moeder. Sannes moeder gaat nog even een lege schoenendoos pakken. Dan lopen ze allemaal naar het bos.

Als ze in het bos zijn zien Jasper en Sanne overal paddestoelen. Ze hebben allemaal andere vormen.
'Kijk Jasper daar! Een rode met witte stippen', zegt Sanne. Ze rennen ernaar toe.
'Dat is het huisje van een kabouter', zegt Sanne.
'Doe niet zo gek. Dat kan helemaal niet', zegt Jasper.
'Welles', zegt Sanne.
'Niet aankomen hoor. Paddestoelen mag je niet plukken', zegt Sannes moeder.
'Jullie moeten nog wat in jullie dozen doen', zegt Jaspers moeder. Sanne en Jasper pakken gekleurde blaadjes van de grond. Dennenappels, beukennootjes, kastanjes en takjes. De dozen worden haast te zwaar om te tillen. Ze geven de dozen aan hun moeders.
'Ik wil hollen', zegt Jasper.
'Ik ook', zegt Sanne. Ze schoppen door de bladeren. Jasper pakt een hoop bladeren op en gooit ze in de lucht.
'Het regent blaren', zegt Sanne. Jasper doet het nog een keer. De bladeren vallen boven op hun kruin. Ze schateren van het lachen. Wat een pret in het bos.

Jaspers moeder roept naar Sanne en Jasper.
'Jongens, kom eens kijken. Hier is een heksenkring', zegt ze. Sanne en Jasper rennen naar haar toe. Maar ze zien geen heksen.
'Waar zijn die heksen dan?' vraagt Jasper. Jaspers moeder lacht.
'Nee joh, ik bedoel geen echte heksen. Hier staan de paddestoelen in een grote kring. Dat noemen ze een heksenkring'. Sannes moeder gaat ineens in de kring staan en maakt een dansje.
'Ik ben een heks', zegt ze. Jasper en Sanne gaan ook in de kring staan.
'Wij zijn ook heksen', roepen ze.
'En ik ben de grote tovenaar', zegt Jaspers moeder.

Ze lopen nog een tijdje door het bos. Jasper en Sanne beginnen een beetje moe te worden.
'Zullen we naar huis gaan? Dan kunnen jullie een herfstdoos maken', zegt Jaspers moeder.
'Jaaa', roepen ze alletwee tegelijk.
'Het is fijn hé in het bos. Volgende week gaan we weer', zegt Sannes moeder. Iedereen vindt het een goed plan.

©Anne de Vries-Neuteboom