er was eens een lief klein konijntje dat elsje heete. Hij woonde samen met zijn ouders en zusje in het bos. Op een dag toen elsje groot genoeg was mocht hij met vader mee het bos in. Daar mocht hij eten zoeken en hout hakken en ga zo maar door. Het word al bijna winter zegt zusje tegen haar moeder. Ja zusje dat klopt, daarom zijn papa en elsje nu ook aan het werken. Over een maand gaat het vriezen en misschien wel sneeuwen, dan moeten we de hele winter in ons hol blijven. Strakjes na het ontbijt gaan wij het huis vast schoonmaken,oké mama zegt zusje. Als het donker begon te worden zijn vader en elsje nog steeds niet thuisgekomen. Moeder zit te wachten met het eten, maar geen vader en geen elsje te zien. ondertussen in het bos is het zo donker geworden dat elsje en vader niet meer weten waar ze zijn. papa ik ben zo bang zegt elsje. Stil maar zoon we vinden de weg wel terug, wat zullen mama en zusje bezorgd zijn. Opeens horen ze gefluit, ze zijn aan het zoeken maar kunnen niks zien. Het gefluit word luider en luider, het komt steeds dichterbij. dan opeens zien ze een vuurvliegje. papa en elsje roepen hard vuurvliegje, vuurvliegje wijst u ons de weg?. Waarop het vuurvliegje andwoord. Natuurlijk loop maar achter mij aan! na een half uurtje lopen komen ze dan eindelijk thuis aan, zusje en mama staan al buiten. Zo daar zijn jullie eindelijk roept mama. ja het was zo donker in het bos mama zegt elsje we konden niks meer zien. maar toen kwamen we een vuurvliegje tegen en die heeft ons thuisgebracht. Gelukkig maar zegt mama, wij waren al ongerust. Het eten staat op tafel te wachten jongens. Ze bedanken het vuurvliegje en ze gingen vlug naar binnen toe.