De hond en de kat
er waren eens een kat en een hond.
Die natuurlijk elkaars grootste vijand waren.
ze deden nooit eens een keer lief of zo tegen elkaar,
altijd vechten.
Maar toen de kat jonge katjes kreeg,
waren de hond en de kat heel erg lief tegen elkaar.
Even later kreeg al snel ook de hond jonge hondjes.
En iederen hond vroeg aan de hond:
waarom loop jij met die kat.
jij hoort buiten en achter de kat aan te rennen.
En dan zij de hond terug:
ten eerste:
die kat daar is geen hij maar een zij
ten tweede ze is heel erg aardig
en ten derde
het is wel mijn aller aller aller beste vriendin en geen hond zelfs jij niet kan dat veranderen.
En de katten vroegen dan natuurlijk:
waarom loop jij met die hond
jij hoort hem te krabben en weg te rennen.
en dan zij de kat hetzelfde als de hond.
ze waren de beste vriendinnetjes.
En al snel groeide de jonge hondjes en de katjes op.
en die werden ook de beste vriendjes en vriendinetjes.
Maar de anderen honden en katten vonden het maar niets.