dinsdag 5 mei 2009

De wandeling





Er was eens een jongentje en die noemde Milan, Milan was al 4 jaar.
En Milan zei steeds tegen zijn mama ik ben al 4 jaar en ik ben al groot hé.
Ja zei de moeder, als we straks gaan wandelen zal je ons hand moeten nemen hoor.
Anders zal je misschien verdwalen, en dat wil je toch niet hé.
Nee mama dat wil ik niet, grote jongens geven altijd de hand aan mama, zei Milan.
Op de wandeling was de gedachten van het jongentje zeer ver, tot plots Milan een vlinder zag.
Kijk mama een vlinder mag ik hem bekijken? Ja jongen maar in de buurt blijven hoor.
De vlinder vloog van bloem  tot bloem en het jongentje volgende de vlinder om hem toch  nog te kunnen bekijken.
De mama merkte plots dat Milan niet meer in haar buurt was en ze riep Milan waar ben je? Maar Milan hoorde zijn moeder niet meer, hij was al veel te ver weg.
Mama ging vlug op  zoek naar haar zoontje. Waar ben je riep ze steeds weer.
Plots zag ze in de verte  Milan uit de struiken komen, wel riep ze wat heeft mama gezegd?
Dat ik bij jou moet blijven zei Milan.
Ga je nu nog mijn hand lossen zei mama? 
Nee hoor want grote jongens kunnen ook verdwalen hé mama?
Dat is waar jongen, maar mama was ook een beetje fout moet ik toegeven. Ik was te druk bezig met mijn vriendin ik was aan het babbelen, en zo had ik jou ook uit het oog verloren. 
Voortaan zullen wij elkaar beter in de gaten houden hé? Hebben we een afspraakje?
Ja mama en afspraakjes moeten we steeds nakomen.

Einde