dinsdag 31 maart 2009
Klein varkentje
maandag 30 maart 2009
Het bosheksje
zondag 29 maart 2009
De hond en de kat
Het konijntje Elsje
zaterdag 28 maart 2009
De vlieg en de vlo
Muizen en olifanten
woensdag 25 maart 2009
De haas en de schildpad
maandag 23 maart 2009
De drie wensen ( om voor te lezen )
zondag 22 maart 2009
Vuil Jantje
Fred de egel
Moe
Fred de egel is moe. Hij rolde zich lekker op en wachtte op slaap. Met zijn ogen dicht en zijn mond ietsje open. Om diep te kunnen ademen.
Maar de slaap kwam niet.
Misschien lig ik niet goed en kan de slaap er niet bij, peinsde de egel. Nog eens rolde hij zich op, maar nu net iets anders.
In de verte hoorde hij de specht. En ergens anders kraakte een takje.Maar nergens was slaap.
'Wat vervelend,' mopperde de egel. Diep dacht hij na. Misschien moest hij eerst wat drinken. De egel krabbelde overeind en slurpte wat water. Toen rolde hij zich weer op tot een kleine bal en wachtte.
Zijn oogleden voelden zwaar en zijn adem kwam van diep. Maar de slaap bleef weg.
De egel zuchtte. 'Misschien moet ik een stukje wandelen.'
Nog eens stond hij op en hij drentelde wat in het rond.
De egel had de nacht nog nooit goed gezien. Hoog boven hem flonkerden de sterren. En de maan zag hij ook. Het was een heel mooie nacht om te slapen.
Toen hij genoeg had gewandeld, rolde hij zich voor de vierde keer op.
Maar nu was hij helemaal niet moe meer.
'Mooi is dat,' moperde de egel.
Hij dacht aan wat hij nu allemaal zou kunnen gaan doen. Wie weet wat er allemaal 's nachts te beleven viel in het bos. Misschien kon hij de sterren eindelijk tellen. Of wachten tot de zon opkwam. En anders kon hij raar gaan springen. Niemand die het zag.
Maar de egel bleef liggen.
En terwijl hij nadacht, viel hij ongemerkt in slaap ssst ssst.
dinsdag 17 maart 2009
De oren van koning Midas
Op een dag was koning Midas, de koning van Frygië, bekend om zijn domheid en om zijn mooie rozentuinen, te gast bij een muziekwedstrijd. Het was een belangrijke wedstrijd, tussen twee goden: Apollo, de god van kunst en muziek met zijn lier en de herdersgod Pan met zijn panfluit. Tmolus, een riviergod mag de winnaar aanwijzen. Hij wijst Apollo aan als winnaar. Koning Midas is het daar niet me eens, en dat laat hij merken ook. "Boe, boe!" roept hij "Pan was veel beter!" Apollo kijkt verontwaardigd achterom. Wat een onzin. Niemand is beter dan hij, die domme Midas. Snel trekt hij Midas aan zijn beide oren die prompt veranderen in ezelsoren. Zo!
Midas schaamt zich vreselijk. Had hij zich nou maar nergens mee bemoeid! Gelukkig draagt iedereen in zijn koninkrijk, Frygië, een hoge muts. Koning Midas draagt zijn muts dag en nacht zodat niemand achter het geheim van zijn oren komt. Dat wil zeggen.... bijna niemand: de kapper van de koning wist het natuurlijk wel, dat was onvermijdelijk, maar hij had gezworen het nooit aan iemand te vertellen.
Het kostte de kapper veel moeite zijn grote geheim te bewaren. Op een gegeven moment moest hij het vertellen, hij kon het niet meer voor zich houden. Hij rende buiten de stad, naar de rivier de Pactolus. Daar groef hij snel een kuil. In de kuil fluisterde hij "Midas heeft ezelsoren!" en daarna gooide hij snel de kuil weer dicht. Zo, dat luchtte op, hij was zijn geheim kwijt en niemand zou iets weten.
Na een tijdje begon echter op de plek van de kuil riet te groeien. Steeds als de wind de riethalmen deed ruisen was er gefluister te horen:"Koning Midas heeft ezelsoren !" Binnen de kortste keren kende iedereen in het rijk van Frygië het geheim van de koning. Razend was hij, hij liet de arme kapper ter dood brengen en trok zichzelf voorgoed terug, diep in zijn paleis, waar hij langzaam wegkwijnde.
Het mannetje in de maan
Als je naar de maan kijkt, blijken er lichte en donkere plaatsen te zijn. In de oudheid hield men deze donkere plaatsen voor zeeën. Thans weten we dat het hier om vlaktes gaat, waar het zonlicht anders wordt teruggekaatst. De donkere plaatsen riepen beelden op. Sommigen zagen hierin het beeld (gezicht) van een mannetje, anderen de afbeelding van een mannetje met een bos hout op de rug. Zodoende kwam het begrip mannetje in de maan (of: mannetje op de maan) in omloop. Het gaat hier dus om een fantasie-begrip.
Het motief van het mannetje in de maan wordt gebruikt in verhalen en gedichten. Ook in veel mythologieën wereldwijd wordt aan de maan een personage toegekend.
Op een zondag gaat Ludegeer hout sprokkelen. Als een priester hem erop wijst dat dat 's zondag niet mag, antwoordt Ludegeer, dat de zondag voor hem net zo'n dag is als de maandag. Als straf wordt hij naar de maan verbannen, zodat het voor hem altijd maandag is.
Karin Bloemen heeft met een tekst en een gelijknamig liedje Woman in the moon, een variant gebaseerd op het verhaaltje van het mannetje in de maan. In China en veel andere landen ziet men geen mannetje maar een haasje. Wie goed kijkt, zal het dier herkennen. Het zit rechtop, kijkt naar links en zijn oren steken achteruit. Marcel Thielemans heeft het liedje gemaakt 'Kleine man in de maan'
zondag 8 maart 2009
Om voor te lezen
|
Kees de Kikker
Hoi! Ik ben Kees de kikker. Ik ben zoals je ziet een groene kikker.
Ik leef, in een groep, op het vaste land van Europa en in Azië.
Ik eet graag mieren, wespen, vliegen, torren, vlinders en nachtvlinders. Ik ben nu ongeveer 12 centimeter groot. Ik ben een amfibie. Weet je waarom? Ik leef in het water en op het land en ik leg mijn eitjes in het water.
In dit verhaaltje wil ik jou graag wat vertellen over mijn leven. Er is namelijk heel wat met mij gebeurd voordat ik een gewone groene kikker werd. Luister maar eens.....
Het begon allemaal in mei. Mijn vader en moeder gingen naar een vijver toe. Daar waren nog veel meer groene kikkers. Al deze kikkers kwaakten hard, misschien heb je ze wel gehoord? De mannetjes hebben speciale zakken aan de zijkant van hen bek zitten, dit zijn een soort ballonnen. Hiermee kan hij extra hard kwaken. Van mei tot en met juli bleven mijn ouders daar. Daar hebben ze gepaard. Mijn moeder heeft eitjes gelegd in het water. Toen heeft mijn vader deze eitjes bevrucht. Mijn ouders hebben samen duizenden eitjes gelegd. De eitjes hebben ze in kleine klompen aan waterplanten vastgemaakt. En toen zijn ze weg gegaan. Zo een klomp eitjes noemen we kikkerdril, want het voelt een beetje als een drilpudding.
Toen zat ik, samen met duizenden broers en zussen als eitje in het kikkerdril. Maar toen waren we nog geen kikker. Eerst gebeurde er nog een heleboel terwijl we in het eitje zaten. Het kikkerdril zit meestal aan waterplanten vast. In het begin waren mijn broers, zussen en ik nog maar een donker stipje!
Maar langzaam begonnen we te groeien en kregen we een klein staartje.We werden hele kleine visjes, met een dik kopje. Dat wordt vaak een kikkervisje of dikkopje genoemd.We begonnen ons snel uit het eitje te wurmen. Toen we eruit waren aten we het lege eitje meteen op, want dat vinden kikkers lekker.
Maar goed, toen was ik dus een kikkervisje. En ik wilde natuurlijk een kikker worden. Maar kikkervisjes hebben geen longen, zoals mensen, maar kieuwen, zoals vissen. Dus ik moest onder water blijven. Terwijl ik dus onder water bleef at ik algen. Algen zijn kleine waterplantjes.
Ik begon te veranderen. Aan de achterkant begonnen pootjes te groeien. Langzaam begon er over mijn kieuwen een huidje te groeien. Ik kreeg longen! Na een tijdje begonnen ook mijn voorpoten te groeien en mijn staartje werd steeds korter. In een paar weken tijd was ik van een klein kikkervisje tot een klein kikkertje gegroeid!
Helaas hebben veel van mijn broertjes en zusjes het niet gehaald. Van de duizenden eitjes zijn er maar een paar over gebleven. Maar dat is ook niet zo raar, want anders zouden er veel te veel kikkers komen.
Nu ben ik dus helemaal volwassen. Ieder jaar in de maanden mei, juni en juli ga ik weer naar de vijver waar ik geboren ben. Daar leg ik samen met een vrouwtje eitjes, net zoals mijn ouders hebben gedaan.
Ik hoop dat je het leuk vond om wat meer over mij en natuurlijk ook alle andere kikkers te horen. Misschien kom ik je nog eens tegen!
KWAK!!!
Op de kinderboerderij
Het is lente. De zon schijnt. Sim speelt in de zandbak.
Hij maakt taartjes. Hij doet net of hij een hapje neemt.
Sim vraagt: 'Mama, wil jij ook een taartje?'
'Ja, lekker,' zegt mama. 'Jij maakt heerlijke taartjes!'
'Ik heb geen zin meer om te spelen,' zegt Sim.
Mama heeft een idee. 'Ga je mee naar de kinderboerderij?' vraagt ze.
'Jippie!' roept Sim. 'Dan nemen we brood mee!'
Sim en mama lopen naar de boerderij. Hij is vlakbij hun huis.
Een hondje rent naar hen toe. Het is een klein beestje,
maar hij kan hard blaffen. 'Woef, woef.' Sim is niet bang.
Hij vindt het hondje lief. Het hondje loopt met Sim en mama mee.
Op de boerderij gaan mama en Sim eerst naar de kippen. Ze maken veel kabaal.
'Tok, tok, wij hebben honger,' zeggen ze. Boer Jan strooit maïs in hun ren.
De kippen hebben het druk met eten. Ze pikken ook naar elkaar.
Mama en Sim lopen verder. In de vijver zwemmen eendjes. Het lijkt wel of ze tikkertje spelen. Ze zitten elkaar achterna. 'Kwak, kwak, pak me dan!'
Sim gooit stukjes brood in het water. Alle eendjes willen hetzelfde stukje.
Gelukkig heeft Sim veel brood. Sim neemt zelf ook een stukje.
Hij heeft honger. Mama moet lachen. Ze zegt: 'Hier heb je een krentenbol.'
Mama en Sim rusten even uit op een bankje.
Sim rent alweer verder. Mama loopt rustig achter hem aan. Sim staat bij de varkens.
Hij probeert hun geluid na te doen. 'Knor, knor.' Mama zegt: 'Je moet een beetje
snurken. Net als papa wel eens doet.' Sim probeert: 'Knor, knor.'
De varkens luisteren niet. Ze rollen in de modder. 'Bah, wat vies,' zegt Sim.
'Knor, knor,' antwoorden de varkens.
Boer Jan heeft een emmer in zijn hand. Hij vraagt aan Sim:
'Wil je kijken als ik de koeien melk?' Sim kijkt naar mama. Zij knikt en zegt:
'Dat wil ik ook wel zien!'
De boer zit op een klein krukje naast de koe. Hij zet de emmer onder de uiers.
Zachtjes trekt hij met zijn duim en wijsvinger aan de uier. De melk spuit eruit.
De koe vindt het fijn. 'Boe, boe!' loeit hij. Dan draait hij zijn grote kop om.
Sim schrikt. De boer moet lachen. 'Hij doet niets, hoor! Wil je een beetje melk proeven?' Sim knikt. De melk smaakt heel anders dan thuis.
Mama zegt: 'Kom, we moeten weg. Papa komt zo thuis.' Sim zwaait naar de boer.
'Gaan we morgen weer naar de boerderij? Het is hier zo leuk!'
'Dat zien we nog wel,' zegt mama. Het hondje blaft nog eens: 'Woef, woef, tot ziens!'