maandag 27 april 2009

Thomas en de kwal





Thomas en de kwal
Het is een warme zomerdag. Thomas staat al vroeg naast zijn bed. Vandaag gaat het dan eindelijk gebeuren. Hij gaat met Mama naar het strand. Hij heeft zijn zwembroek al in een tas gestopt, net als zijn emmer, zijn schep en een mooie rode strandbal. ‘Niet zo haastig Thomas’, zegt mama. Je moet eerst je nog even je boterham opeten. “ja maar mama, ik heb helemaal geen trek.’. We gaan niet weg, voor hij helemaal op is”. Zegt mama. Snel schrokt Thomas zijn boterham naar binnen. Klaar!! Vooruit zegt mama en ze lopen samen naar de auto.

Als ze bij het strand komen wil Thomas meteen zijn zwembroek aantrekken en de zee in rennen. “Zou je me niet eerst even helpen de parasol op te zetten, zegt mama. Zuchtend helpt Thomas mee om de parasol op te zetten, de handdoeken neer te leggen en de koelbox met boterhammen netjes neer te zetten. Als hij daar eindelijk mee klaar is en op het punt staat de zee in te gaan, moet mama hem ook nog zonodig insmeren met zonnebrand. 

Eindelijk loopt Thomas de zee in. Hij spetterde een tijdje rond. Het water komt tot zijn middel. Dieper mag hij niet, heeft mama gezegd. Het is wel koud in het water. Gauw maar eruit dan. Oei!!! Thomas voelt iets lang zijn been glijden en meteen voelt het alsof zijn been in brand staat. Thomas begint te huilen en roept om mama. Mama ziet gelukkig dat thomas huilt en rent naar hem toe. “Maar wat is er dan? Vraagt mama. Ik heb zo’n pijn, huilt thomas. Mama kijkt naar de plek waar thomas naar wijst, De plek wordt al helemaal rood. O nee, zegt mama, dat is een kwallenbeet. Mama neemt hem mee naar de handdoek en smeert iets op de plek van Thomas. Ineens doet het niet meer zo’n pijn. Even blijft Thomas nog lekker warm tegen mama aanzitten, maar als hij zijn emmer en zijn schepje ziet, kan hij het niet laten en gaat hij een groot zandkasteel bouwen. 

Thomas bouwt een hele tijd aan zijn kasteel. Het heeft ronde torens en echte ramen en een grote slotgracht eromheen. Er moet alleen nog water in. Thomas gaat met zijn emmer naar de zee om daar water uit te halen als hij iets geks op het strand ziet liggen. Het ding is een beetje doorzichtig, is aan een kant een beetje rond en aan de andere kant zitten een soort sprieten. Wat een gek ding, denkt Thomas. Hij pakt hem op en wil hem aan mama laten zien. Mama, wat is dit? Dat is nou een kwal, zegt mama. Geschrokken laat Thomas hem naast de handdoek op de grond vallen. Maar die bijten toch!! Thomas denkt aan de plek op zijn been. Ja, maar deze is al dood zegt mama en hij bijt niet echt, het doet alleen pijn als je zijn tentakels aanraakt. Met die tentakels vangt hij hele kleine zeediertjes. Thomas bekijkt de kwal nog een keer. Wat een gek dier is het toch. Hij heeft niet eens ogen en waar zijn bek zit kan hij ook al niet zien. En toch zegt mama dat hij eet.

Thomas speelt de hele dag op het strand en vind allerlei mooie schelpen en nog 2 kwallen. Als de zon begint te zakken roept mama hem en gaan ze naar huis. Thuis vertelt hij papa wat hij allemaal gedaan heeft op het strand en over de kwal. Papa vertelt hem dat hij in het zeeaquarium wel eens een kwal heeft gezien en beloofd Thomas daar snel eens mee naartoe te nemen. Die nacht droomt Thomas dat hij een vis is en diep in de zee woont. En de kwal, dat is zijn beste vriendje.


Salina Koopman