dinsdag 21 april 2009

Knutsel en Frutsel





Knutsel helpt pappa in de schuur.Voorzichtig slaat hij een spijker in een stuk hout. Hij timmert heel graag.

“Niet op je vingers slaan,hoor!” waarschuwt pappa.

“Kijk, wat ik kan!” horen ze opeens. Het is Frutsel. Ze staat buiten met haar fiets. Trots laat ze zien

dat ze op twee wielen kan rijden.

“Dat wil ik ook!” roept Knutsel.

“Pappa, wil je me leren fietsen?” vraagt Knutsel.

“Vandaag niet,” antwoordt pappa. “Ik heb het te druk. Een ander keertje, goed?”

“Maar ik wil nú leren fietsen!” zeurt Knutsel.

“Het spijt me, maar het kan echt niet,” zegt pappa.

“Dan doe ik het zelf!” Knutsel weet het zeker. Hij wil vandaag leren fietsen!

“Goed dan!” zucht pappa. “Ik haal je zijwieltjes er wel vanaf.”Hij pakt een tangetje en draait de schroefjes los. “Zo! Ga maar oefenen op het gras,” zegt pappa en hij gaat weer aan het werk.

Blij loopt Knutsel met de fiets aan zijn hand. Hij zal iedereen wel eens laten zien wat hij kan.

 

“Zo moet je het doen,”zegt Frutsel. Ze gaat op haar fiets zitten en rijdt een paar rondjes over het gras.  Dat kan ik ook , denkt Knutsel.

Hij zet één voet op de trapper en drukt hem hard naar beneden. De fiets rijdt, maar hij rijdt veel te snel! Plof! De fiets valt om.

“Au! Mijn been,” jammert hij. Het is toch moeilijker dan hij had gedacht. Maar hij geeft het niet

 zomaar op. Als zijn vriendinnetje het kan, dan kan hij het ook. Hij staat op en klimt weer op het zadel.

 Nu iets zachter.Weer valt hij om. Iedere keer probeert hij het opnieuw. Maar hoe hij ook zijn best

 doet, hij valt iedere keer om.

“Ik leer het nooit!”zegt hij zielig.

“Probeer het nog eens, dan hou ik de fiets van achter vast,” zegt Frutsel.

“Goed! Nog één keer dan,” zucht Knutsel en gaat weer zitten. Frutsel houdt de fiets stevig vast. De

 fiets rijdt. Knutsel trapt en trapt. Het lukt! Dan laat Frutsel los. Ja hoor! De fiets blijft rijden.

“Je kan het, je kan het,”juicht ze. Knutsel gaat alle kanten op. Hij kan nu wel fietsen, alleen nog leren

 sturen. Dat valt niet mee.

“Hou het stuur recht,”schreeuwt Frutsel. “Kijk voor je! Je rijdt de stoep op!”

Te laat! Rijden kan hij, maar hoe moet hij stoppen. Hij kan zich natuurlijk laten vallen, maar dat doet pijn.

Knutsel kijkt! Oei! Daar loopt een mevrouw. Ze draagt twee zware tassen. Ze ziet Knutsel op zich

afkomen. Ze geeft een gil en kan nog net opzij springen. De tassen vallen en haar boodschappen

 rollen over de straat.De melk, het brood en een pak eieren.

“Nu heeft ze klutseieren!” grinnikt Frutsel. De mevrouw steekt boos haar arm in de lucht.

“Kan je niet uitkijken!”schreeuwt ze.

“Sorry!” roept Knutsel.

Dan ziet hij een moeder met een kinderwagen. Knutsel rijdt er recht op af.

“Naar links! Naar links!”hoort hij Frutsel vlak achter zich hijgen. Knutsel trekt zijn stuur naar links en

 zoeft er langs.

“Sorry!”schreeuwt Knutsel naar de moeder.

“Dat ging net goed,” zucht hij. 

Frutsel rent en rent. Ze is nu vlak bij haar vriendje. Trap naar achter,” schreeuwt ze.

Boem!!! Met een schok staat Knutsel stil. Frutsel rent zó hard, dat ze niet meer op tijd kan stoppen.

 Ze botst tegen de fiets aan. Ze vallen op de grond, boven op elkaar. Even is het stil.Dan beginnen ze

 allebei hard te lachen. De één nog harder dan de ander.

“Zag je die mevrouw met die boodschappen?” schatert Knutsel.

“Ja, ze kan nu een roerei op straat bakken!” roept Frutsel. Ze rollen over de grond van het lachen.

“Nou, ik vind het niet zo leuk!” horen ze opeens. Pappa staat boos te kijken. Hij heeft alles gezien.

“Ik kan nu echt fietsen!”zegt Knutsel. Pappa kijkt nog steeds niet blij.

“Jullie gaan die mevrouw helpen,”zegt hij streng. Beteuterd kijken Knutsel en Frutsel hem aan. Ze

 staan op en lopen naar haar toe. Samen stoppen ze alle boodschappen weer terug in de tas. Behalve

 de eieren dan. Die glibberen nog steeds op de stoeptegels.

“Goed,hè!” fluistert Knutsel tegen Frutsel. “Ik kan nu echt fietsen!”