dinsdag 8 december 2009

Wij nemen even vakantie




Wij nemen even vakantie ik zie jullie graag na 1 Januari 2010.
Wij wensen dan ook iedereen een zeer mooi kerstfeest toe en een zalig nieuw jaar.
Om af te sluiten wil ik nog een zeer mooi kerstverhaal publiceren die geschreven en vertaald is door: Dominique Marchand

Stille nacht, tovernacht




Stille nacht, tovernacht
Een kerstverhaal over ware vriendschap
Het was koud, die nacht. Een ijzige wind joeg de sneeuw op en de mensen die nog buiten waren haastten zich. Thuis brandde het vuur in de haard. De tafel was gedekt, de kaarsen waren aangestoken. Het was kerstnacht.

Nog maar één enkele man liep door de verlichte straten. Zijn rug was gebogen en hij liep maar voort door de sneeuw en de kou, zonder zelf te weten waarheen hij ging. Niemand wachtte op hem. Riton had geen familie en geen thuis.

De mensen keken naar hem als hij voorbij ging. Hij lette er niet op. Zonder achterom te kijken, vervolgde hij zijn weg. Hij floot zachtjes voor zich heen en de sneeuwvlokken bleven in zijn baard hangen.

Toch was hij niet alleen in die ijzige nacht... Een hondje liep achter hem aan. Waar kwam hij vandaan? Om zijn nek had hij een halsband met een ster.

Toen Riton het hondje zag, begonnen zijn ogen te stralen. "Ben je verdwaald? Dan kunnen we beter bij elkaar blijven." De hond keek hem aan.

Beschut onder de takken van een grote spar pakte Riton een stuk brood uit zijn rugzak en sneed het in tweeën. "Hier!" zei hij met een glimlach. "Het is een mager maaltje voor een avond als deze, maar meer heb ik niet."

Omdat het Kerstmis was vertelde hij een verhaal dat hij als kind heel mooi had gevonden. Daarna floot hij nog wat. Ook de wind floot. Steeds luider en luider, steeds kouder en kouder. "Kom," zei Riton. Hij zette de kraag van zijn oude, versleten winterjas op. "Laten we schuilen in die hut."

Ze zaten daar een hele poos, lekker warm in het stro. Toen klonk er opeens een stem: "Schrik niet en luister. Ik ben geen hond. Ik ben een tovenaar."

"Jij? Een tovenaar?" zei de oude man verbaasd.

"Vanavond heb ik mezelf in een hond veranderd, omdat ik degene die goed voor me zou zijn wilde belonen," zei de tovenaar. "En jij bent de enige die goed voor me was. Om je te bedanken zal ik je liefste wens vervullen. Vertel me wat die wens is."

"Ik wil geen grote dingen en ik heb niets nodig," zei Riton. "Maar ik heb altijd al een hond gewild."

De tovenaar dacht lang na. Was dat Ritons liefste wens? Toen besloot hij dat hij graag de beste vriend van de oude man wilde zijn. En hij gaf voorgoed zijn toverkracht op.

Heel vroeg de volgende ochtend verliet de oude man de hut om verder te trekken. En zijn vriend, de hond, volgde hem.

Geschreven en vertaald door: Dominique Marchand





donderdag 3 december 2009

Sinterklaasverhaaltje




Sinterklaasverhaaltje.

In haar grote, mooie kamer zat Betty. Ze schreef een brief aan Sinterklaas. Maar wat ze nu eens vragen zou, wist ze warempel niet. Ze had zo veel! Poppen, boeken, een poppenhuis, een keukentje, en nog véél meer.
Het was wel lastig, als je zooveel had, dacht ze.
Eensklaps werd er buiten hard op de deur geklopt.
Betty liet van schrik haar pen vallen. Zou dat de Sint zijn? Ze hoorde het dienstmeisje opendoen. En even later, daar kwam hij de kamer in, de goede Sint. Zijn trouwe knecht volgde.
"Ik kom eens fijn bij jou op bezoek", zei de Sint.
"Het is buiten zo koud. Mijn neus ziet er pimpelpaars van! Maar hier is het heerlijk, ik ga maar dicht bij de haard zitten. Piet, zoek jij eens wat moois uit voor dit meisje. Ze is vlijtig en braaf geweest". En wat haalde Piet te voorschijn?
Een allerliefste, kleine naaimachine! Die had ze nog niet.
"Luister eens, Betty", zei Sint ernstig, "ik heb gehoord, dat jij zo veel speelgoed hebt. Er zijn wel duizenden kinderen, die ik wat wil brengen. Misschien, heel misschien,vergeet ik er wel eens eentje. Wil jij soms een beetje helpen? Als je hoort, dat een kindje niets gekregen heeft, wil jij het dan wat geven?"
"Natuurlijk", riep Betty, "ik kan best wat missen".
Sinterklaas glimlachte blij, toen hij even later het mooie, grote huis verliet. Hij wist, dat hij er
een knechtje bij gekregen had.

Geschreven door: Pierre

maandag 23 november 2009

Er was eens een boer




Er was eens een boer, hij had puppies die hij nog moest verkopen dus hij maakte een atvertentie en zette die op een bord.
hij zette het bord aan de kant naast zijn erf.
net toen hij de laatste spijker erin wilde slagen, trok er iemand aan zijn trui.
de boer keek achterom en zag een kleine jongen.
de jongen zei: meneer ik wil een van u puppies kopen.
de boer antwoordeie puppies kosten heel veel geld en ze hebben veel verzorging nodig.
de jongen liet zijn hoofd even hangen.
hij graaide diep in zijn broekzak en haalde een hand vol kleingeld boven en zei: ik heb 39 cent is dat genoeg om eens te kijken? natuurlijk zei de boer. hij floot een deuntje en riep heel luid dolly!!
uit het hok kwam dolly gevolgt door 4 schattige puppies.
de jongen ging een beetje dichter tegen het hek staan.
opeens kwam er nog een puppie uit het hok gehobbeld.
wanhoopig probeerde hij de andere bij te houden.
de jongen keek op en zei tegen de boer: die wil ik.
de boer antwoorde: jongen, die puppie wil je echt niet hij is nooit in staat om te spelen en te rennen zoals de andere hondjes.
toen liet de jongen zijn handen zakken en begon zijn broekspijp op te rollen.
een stalen beugel langs beiden kanten van het beentje kwam tevoorschijn .
het jongentje zei tegen de boer:weet u meneer ik kan ook niet zo goed spelen en rennen en het hondje heeft toch iemand nodig die hem begrijpt.
de boer nam het het hondje op en gaf het aan het jongetje.
hoeveel kost het vroeg het jongetje aan de boer
de boer antwoordde: het is gratis op liefde staat geen prijs!de jongen nam de puppie mee naar huis en ze leefden nog lang en gelukig.

Geschreven door: eline

maandag 16 november 2009

De ontmoeting met de eenhoorn




De ontmoeting met de eenhoorn
larissa was een dochter van een rijke weduwe, en ze was 16.
ze had ales wat haar hartje begeerde en ze had ook een hartje van goud. haar oma was sinds kort overleden en sinds die dag bad ze iedere avond voor het slapen gaan tot haar oma en vertelde haar wat ze die dag had meegemaakt. op een dag toen ze een boswandeling ging maken hoorde ze luid gehinnik. instinctief volgde ze het geluid en ze kwam bij een open plek in het bos aan. wat ze zag was echt ongelooflijk. er was een eenhoorn die met haar hoorn vast zat in het hout. dus larissa hielp het dier en nam het mee naar haar huis. ze riep haar moeder en die kwam gelijk naar buiten. och me lieve kind, zei ze. wat heb je me nu? wat een lief dier zeg! en ze aaide het jong. hoe kom je daar aan larissa? ow mam, je gelooft het nooit! ik hoorde haar gehinnik en ging er op af, en toen kwam ik uit bij een open plek midden in het bos, en zag ik haar met haar hoorn vast zitten in het hout! zou ik haar mogen verzorgen tot ze weer wat kracht heeft? ow mijn lieve kind, zei haar moeder. tuurlijk mag dat!zet haar maar in de oude paarden stal naast het huis. dus zo gezegt zo gedaan. larissa ging aan de slag: ze legde lekker veel en vers hooi in de ruime stal, en gaf haar te eten en drinken. dank baar gaf de eenhoorn een iefdevol stootje tegen de arm van larissa. weet je wat? zei larissa tegen de eenhoorn. ik noem je daysie. opgewonden hinnikte daysie naar larissa. larissa had een witte vacht, met een roze gloed over haar mooie lange manen. haar hoor had een zachte gouden gloed. de eerste nacht sliep larissa met deken en al bij daysie in de stal. de volgende dag werd larissa waker met daysie die naast haar lag. larissa ging haar manen en staart helemaal uitborstelen. toen larissa klaar was ging larissa naar haar moeder om met haar te ontbijten. och kind, zei haar moeder. wat ben ik toch blij voor je. dank je moeder, zei larissa. ik ga vandaag met daysie, naar het bos om te zorgen dat ze kan bewegen. toen larissa dus met daysie buiten stond liet daysie blijken dat ze het wel leuk zou vinden dat larissa op haar rug zou gaan zitten. dus voorzichtig ging larissa op haar rug zitten en ze gallopeerden het bos in. maar het werd al snel donker en larissa hoorde het gehuil van wolven!! dus ze fluisterde in daysie's oor: kom op meisje! je kan het! ren voor ons leven terug naar mijn huis! daysie begreep het en toen ze al een roedel wolven zagen gallopeerde daysie zo snel als de wind. maar ze werden al snel gevolgt! kom op meisje, je kunt het!! sneller!! toen ze het huis al voor zich zagen liggen riep larissa om haar moeder, en haar moeder die lekker warm voor de openhaard zat met de poes op schoot hoorde het. ze deed de deur open en liep naar buiten. toen ze larissa met daysie aan zagen galloperen met de wolven achter zich aan liet ze larissa en daysie snel binnen en deed de deur meteen achter hun dicht. daysie moest snel voor de openhaard gaan liggen want dat arme dier was doodop. larissa verzorgde haar vol liefde en hield haar warm door een deken over haar heen te leggen. ze hoorde van buiten nog het gejank van de wolven die zich terug trokken.

toen daysie weer beter was liet larissa haar vrij, maar omdat larissa iedere dag daysie weer terug vond in de stal hield ze haar. en zo leefde ze nog lang en gelukkig.

Geschreven door: Merel van Laar

maandag 9 november 2009

Pimmie het hertje




Pimmie
Pimmie is een hertje dat vaak wordt gegrepen door Tommie, een leeuw. Op een dag, wanneer de poging van Tommie weer mislukt, zegt Pimmie: "Tommie, Je vindt het misschien raar als ik het aan je vraag, maar wil je me alsjeblieft niet meer vangen?" Tommie moest eerst zacht lachen. Daarna ging het steeds harder. Pimmie snapte de grap niet. "Wat is er nou zo grappig?" vroeg Pimmie. "Ik, uit jouw buurt blijven? Ik zal niet rusten tot ik jouw gevangen heb." Zegt Tommie. Pimmie zucht. "Het zal je toch nooit lukken. Al jouw pogingen om mij te vangen mislukken altijd." Tommie lachte. "Nou echt niet. Morgenavond zal het me lukken, let maar op." Pimmie slikt. Ze moet weer een plan verzinnen om hem te slim af te zijn. Maar dat gaat moeilijk, als jij het hert bent en hij de leeuw. Toch weet Pimmie altijd wel wat te bedenken om Tommie tegen te houden. En meestal werkt het nog ook! Pimmie heeft opeens een heel goed plan. Hij zal die Tommie een lesje leren, en hij weet precies hoe! De volgende ochtend vroeg, loopt Tommie over het gras. Hij ziet een bordje staan met: pas op! je kan doorzakken door de modder! maar hier trapte Tommie niet in, en voordat hij het wist, was hij er al bijna ingezakt. "Help, help!" roept hij. Ik kom uit de bosjes vandaan en trek hem met alle kracht uit de modder. Even later, als ze samen op beide benen op de grond staan, zegt Tommie: "Ik zal je niet meer vangen, na je dit voor me hebt gedaan. Zullen we vriendjes worden?" Pimmie glimlacht. Zijn plan is gelukt. "Ja, dat wil ik zeker!"

geschreven door: Caya Bloem

zaterdag 31 oktober 2009

De lange winterslaap





de lange winterslaap
Op een witte winterdag kwamen Giraf,aap Cloé,aap Aap Axel en kameel samen in giraf's hol.
-Ik verveel me!
Zuchte Kameel.
-Dino doet een winterslaap dus we
kunnen geen pakkertje spelen.
Kameel sprong plots recht.
-Ik weet wat we kunnen doen!
-Terwijl Dino slaapt kunnen wij zijn hol wat opvrolijken.
-Ja maar wanneer is de winterslaap dan voorbij?
Vroeg Giraf.
-Als ik mijn kalender goed begrijp is dat op 21 maart.
-Maar dat is morgen!!
we moeten dus snel zijn.

Iedereen trok naar het hol van Dino,ze schropten het schoon ze legden eten in zijn ENORME voederbak,iedereen hielp mee behalve kameel,hij zat daar maar,

-Waarom help jij niet mee?
Vroeg Axel.
-Ik ben bang dat ik mijn hoofd ga stoten.
-Ach maak je niet zo druk Kom ik help je wel even.

Op 2uurtjes waren ze klaar en gingen slapen,ze spraken af dat ze om 10 u bij het hol van Dino zoude zijn.
Zo gezegd zo gedaan s'ochtens stond iedereen bij het huis van Dino maar hij werd niet wakker.
Cloé keek voor de zekerheid op haar kalender.
-Hé!?Ofwel zie ik niet goed of wel staat hier dat de lente pas op 3 januari begint!

iedereen keek elkkaar bezorgd aan.
ze wisten allemaal wat dat betekende,'TARANTULA'de ijskoningin had toe geslaan!

-We gaan erheen!
zei Giraf vastbesloten.
-FIWIT!!
al snel kwam er een kleine dino aan gevlogen.
-Dit is ons vervoermiddel naar de verbooden bergen!
Iedereen sprong op de Dino.
-Naar de verboden bergen!

Toen ze aankwamen stonden ze voor het grote IJSKASTEEL.

-Oh nee de ophaal brug is niet gezakt,en ik ga echt niet tussen de krokodillen zwemmen hoor.Zei Cloé
-Nou dan doen we het toch zo.
Axel sprong van de ene krokodil naar de andere tot hij de overkant berijkte.
iedereen deed hem na zelf Cloé.

toen ze aan de overkant waren kwamen ze een groep wachters tegen.
-Ook dat nog!
-kom snel hierheen!!!!!!!
ze wachten in een kamer tot de wachters uit het zicht verdwenen waren en dan stapten ze verder
tot ze een deur zagen met daarop
'plannenkamer' PRIVE!!!!
-Kom hier is het.

Ook dit keer hadden ze geen geluk.
Tarantula was juist in de kamer.
-PAK ZE!!!!!
de vier vrienden liepen rondejs rond de kamer tot Cloé riep ik heb het tegengif gevonden!
daarna snelden ze naar buiten.
en gingen met de dino naar huis.
toen ze aankwammen werd dino wakker en ze vierden een groot feest!

Fien Buysse

-EINDE-

maandag 26 oktober 2009

Mijnheer fijntjes






Mijnheer Fijntjes was een keurige man. Elke ochtend, wanneer hij opstond, poetste hij eerst keurig zijn tanden. Daarna waste hij zich achter zijn oren en zijn nek. En wanneer hij daarmee klaar was, trok hij zijn kleren aan, die hij al keurig netjes op zijn stoel had klaar gelegd.
"Zo", zei mijnheer Fijntjes dan tegen zichzelf. "Dat is weer gebeurd. Nu een ontbijtje". En hij smeerde dan een bruine boterham met kaas. Wanneer hij die netjes, met korst en al, op at,dronk hij nog een glas melk. Dat laatste deed hij natuurlijk ook heel keurig, zonder erbij te boeren. Want dat zou toch niet netjes zijn.
"Zo", zei mijnheer Fijntjes dan weer. "Kwart voor acht.Tijd om naar kantoor te gaan". En hij zette zijn horloge nog even precies gelijk met de klok.
Want mijnheer Fijntjes was niet alleen keurig, hij was ook heel precies. Hij was zo keurig en precies, dat de mensen op kantoor zeiden: " Zou mijnheer Fijntjes nooit eens vergeten zijn tanden te poetsen? Zou hij wel eens te laat op kantoor komen? Zou hij wel eens boos worden? Zou hij wel eens stiekum een wind laten"? Mijnheer Fijntjes hoorde de mensen wel eens fluisteren, wanneer hij de blaadjes in het kopieer-apparaat nog even recht legde. Ook zag ze wel eens kijken, wanneer hij telde hoeveel nietjes er in het niet-apparaat zaten. Maar hij zei er nooit wat van, want daar was hij veel te netjes voor.
Op een middag, toen mijnheer Fijntjes thuis kwam van kantoor, lag er een grote, bruine envelop in de bus. Nadat Mijnheer Fijntjes de andere brieven eerst keurig op een stapeltje had gelegd, precies op de hoek van de tafel, maakte hij de envelop open. Hij begon de brief, die er in zat te lezen. "Beste mijnheer Fijntjes" stond er. " U hebt de huur van uw huis deze maand nog niet betaald. Wij vragen u dit zo snel mogelijk te doen. Groeten van de huurbaas".
Even was het alsof mijnheer Fijntjes sterretjes zag. De huur niet betaald? Elke eerste dag van de maand zette hij een kruisje op de kalender! En hij legde de envelop met geld dan altijd precies op de linkerhoek van de koelkast klaar! Op de envelop plakte hij dan nog een geel briefje, met "HUUR" er op. Nee, dit moest een vergissing zijn.
Mijnheer Fijntjes pakte de telefoon en tikte het nummer in van de huurbaas. Het duurde even, maar toen hoorde hij een aardige damesstem aan de lijn: Goedemiddag, met het kantoor van de Huurbaas"? Mijnheer Fijntjes antwoordde, nog steeds een beetje onderste boven: "Goedemiddag, met mijnheer Fijntjes. Het klopt niet, van die brief, ik heb echt betaald, hoor."
" Ik kijk het even voor u na. Momentje alstublieft", antwoordde de aardige dame. Het was even stil, toen kraakte de lijn even. "Het spijt me, klonk de dame weer, nu iets minder aardig. U hebt echt niet betaald".
Mijnheer Fijntjes moest zich even vasthouden aan het aanrechtkastje. "Maar ik heb toch de envelop precies op de linkerhoek van de koelkast gelegd", hakkelde hij. "Zou...." "Het spijt me, niet betaald is niet betaald" antwoordde de dame nu snibbig. "Betalen graag, en tot ziens".
Toen was het plotseling alsof er een knopje werd omgedraaid in het hoofd van Mijnheer Fijntjes. Hij greep zijn jas van de kapstok, vergat helemaal zijn horloge gelijk te zetten met de klok, en rende naar buiten. Zijn kraag zat nog scheef, en ook had hij er niet aan gedacht om het bovenste knoopje van zijn jas dicht te doen.
Hij stapte met grote passen het kantoor van de huurbaas binnen. Daar, achter een groot buro, zat een deftige mevrouw. "Goedemiddag, wat kan ik voor u doen"? vroeg ze. "U bent de mevrouw die ik daarnet aan de telefoon had" antwoordde mijnheer Fijntjes. "'Want ik hoor het aan de stem. En daar ligt mijn envelop met geld. Ik herken hem aan het gele briefje. IK HEB DUS WEL BETAALD"!!!!!!! En hij sloeg, zo hard hij kon, met zijn vuist op het buro.
"Ja natuurlijk, u hebt helemaal gelijk. Sorry, we zullen het in orde maken", bibberde de dame aan het buro, dat nu een beetje scheef stond. "Sorry, sorry, sorry".
"Zo", zei mijnheer Fijntjes tegen zichzelf."Dat is weer gebeurd. Tijd voor een boterhammetje".
Maar vanaf die dag lachte Mijnheer Fijntjes wat vaker. Ook nam hij 's ochtends wel eens een boterham met jam, in plaats van kaas. En soms kwam hij wel eens te laat op kantoor. Ook maakte hij vaker grapjes. En de mensen op kantoor zeiden tegen hem: "Mijnheer Fijntjes: we vinden je veel leuker zo. Kom maar wat vaker te laat. En scheld maar eens op ons, wanneer je boos bent."
En dat deed mijnheer Fijntjes voortaan. Alleen winden laten, dat deed hij niet op kantoor. Dat vond hij toch echt niet netjes.

maandag 12 oktober 2009

Het gouden meisje





Het gouden meisje
er was eens ..
een jong meisje en ze woonde samen met haar moeder aan de rand van het bos .ze waren zeer arm
op een dag ging het meisje naar het dorp achter eieren voor haar moeder
toen ze aankwam in het dorp was alles veranderd in goud het meisje vroeg zich af hoe dat kon en vlug nam ze alles mee wat mee te nemen viel !want zo zouden zij en haar moeder nooit meer arm hoeven te zijn
het meisje dacht er niet bij na dat dat stelen was plots dook een heks voor haar op en vervloekte het meisje ze zou nooit meer haar moeder terug zien omdat ze spullen had gestolen
het meisje bego n te huilen maar dat hielp niet de heks veranderde het meisje in zilver
500 jaar later stond het meisje in een museum ze had al die jaren wel 1000 mensen aan haar voorbij zien passeren en geen een daarvan zag dat ze weende tot er op een dag een jongen passeerde hij raakte het beeld aan en voelde ploteling water aan zijn hand en keek naar de ogen van het beeld toen hij zag dat ze weende schrok hij toch even maar hij droogde haar tranen en kuste haar hand het meisje werd wakker en ze zou nooit meer wenen want de vloek was verbroken het meisje en de jongen leefden nog lang en gelukkig ..

Geschreven door:Isabelle










donderdag 8 oktober 2009

Meneer Bever is ontvoerd





Meneer Bever is ontvoerd


De kabouterkoning en Meneer Bever spelen elke week een spelletje Kabouter-erger-je-niet. Meneer Bever is een keer niet gekomen zonder een bericht te sturen. De kabouterkoning maakt zich ongerust. Wat zou er aan de hand zijn met Meneer Bever?

'Jullie moeten naar het huis van Meneer Bever gaan. Ik wil weten waarom hij deze week niet geweest is', zegt de kabouterkoning tegen Jonas, Knut en Malin. De drie kabouters beloven ernaar toe te gaan.

Ze doen hun rugzakjes om en gaan fluitend op weg. Onderweg zwaaien ze naar een eland die vredig in een weiland staat te grazen. De eland komt met een drafje naar ze toe.
'Dag kabouters zo vroeg al op pad?' vraagt de eland.
'We gaan naar het huis van Meneer Bever. De kabouterkoning maakt zich ongerust. Meneer Bever is niet gekomen voor zijn wekelijkse spelletje Kabouter-erger-je-niet met de koning.
'Ik loop met jullie mee. Ik ben ook wel nieuwsgierig', zegt de eland. De kabouters vinden het goed. En zo lopen ze met z'n vieren naar het huis van Meneer Bever.

Het pad voert hen langs een meer. Knut hoort gekwaak van een kikker en wil naar de rand van het meer lopen.
'Niet doen!', schreeuwt de eland. Maar het is al te laat. Knut zakt tot aan zijn middel door de grond.
'Het is een moeras', schreeuwt Malin. Knut zakt langzaam steeds verder in het moeras. Jonas die altijd touw in zijn rugzak heeft gooit het naar Knut. Knut pakt het touw. Jonas en Malin trekken zo hard als ze kunnen aan het touw. Maar ze zijn niet sterk genoeg om Knut uit het moeras te trekken.
'Knoop het touw om mijn nek', zegt de eland. De eland bukt zich naar de kabouters. Jonas knoopt het touw om de nek van de eland. De eland loopt naar achter en in een wip is Knut uit het moeras getrokken.

Na van de schrik bekomen te zijn lopen ze verder. Het pad gaat nu naar rechts door een tunnel. De eland moet oppassen dat hij zijn kop niet stoot. Aan de andere kant van de tunnel is nog een meer. En aan dat meer zien ze in de verte het huis van de bever staan.

Bij het huis aangekomen kloppen ze op de voordeur.
'Meneer Bever bent u thuis', roept Jonas. Er gebeurt niets. Voorzichtig duwen de kabouters de deur open en gaan naar binnen. De eland blijft buiten. Hij is te groot en past niet in het huis van de bever.
'Bij alle trollenstaarten wat is hier gebeurd?' schreeuwen ze doorelkaar. De tafel ligt ondersteboven. Stoelen liggen op de grond. Serviesgoed is kapot gesmeten. Jonas ziet de bril van de bever op de grond liggen. De glazen zijn gebroken. En verderop liggen twee helften van een pijp.
'Het lijkt of er gevochten is', zegt Jonas.
'Trollen natuurlijk. Ze vervelen zich en dachten we gaan Meneer Bever pesten', zegt Knut.
'Niet alleen pesten. Ze hebben hem ontvoerd. We moeten hem vinden', zegt Jonas. Ze gaan naar buiten om het de eland te vertellen. Dan schrikken de kabouters en de eland. Een grote bruine vogel landt op het dak van het huis van de bever.
'Zoeken jullie Meneer Bever?' zegt de bruine vogel. De drie kabouters knikken van ja.
'Trollen hebben hem meegenomen naar de overkant van het meer. Daar moet hij takken afbijten voor de bosheks. De bosheks gebruikt de takken voor haar fornuis', zegt de bruine vogel.
'Hoe komen we aan de overkant van het meer?' vraagt Jonas.
'Verderop is een aanlegsteiger. Daar ligt een boot', zegt de bruine vogel.

De drie kabouters volgen de vogel naar de aanlegsteiger. Ze duwen de boot in het water.
'Jij kan niet mee naar de overkant eland. Dan zinken we', zegt Jonas.
'Ga maar, ik zal hier op jullie wachten', zegt de eland. De drie kabouters springen in de boot. Ze roeien naar de overkant.

Bij de overkant aangekomen wordt de boot op de kant getrokken. Voorzichtig om zich heen kijkend sluipen ze tussen struikgewas en bomen. Er is gekraak van takken en ze lopen in de richting waar het vandaan komt. Het gekraak wordt luider.
Zich verschuilend achter een grote struik zien ze Meneer Bever. Hij is vastgebonden aan een lang touw. Een trol houdt het touw vast.
'Kom Meneer Bever, nog twintig takken vandaag', zegt de trol. Meneer Bever bijt met zijn vlijmscherpe tanden takken af. Hij wankelt van vermoeidheid. Een andere trol kijkt lachend toe. De kabouters zijn woedend.
'We grijpen ze!', fluistert Knut.
'Ik weet wat beters', fluistert Jonas. Hij haalt uit zijn rugzak trollenjeukpoeder.
Hij geeft Knut een handje van het jeukpoeder.
'Ik en Knut springen op de trollen af. We gooien de jeukpoeder over hun lijf. Malin jij pakt het touw waar de bever aan vastzit,' zegt Jonas. De bruine vogel is met de kabouters meegevlogen. Hij zit hoog in een boom en kijkt toe.
'Nu! rennen', zegt Jonas. De trollen weten niet wat hun overkomt. Drie kabouters die op hen afstormen. Jonas en Knut smijten de jeukpoeder naar de trollenlijven. Malin grijpt het touw uit de trollenhand en rent met de bever richting het meer.
De trollen krabben en krabben hun groene lijf. Ze worden helemaal gek van de jeuk. Jonas en Knut trekken hard aan hun trollenstaarten. De trollen vluchten het bos in.
'Zo daar hebben we voorlopig geen last meer van', zegt Jonas. De bruine vogel fladdert vrolijk heen en weer boven de hoofden van Jonas en Knut.
'Op naar het meer', zegt de bruine vogel.

Bij het meer wordt Meneer Bever voorzichtig in de boot geholpen. Hij is te vermoeid om zelf naar de overkant te zwemmen. De boot wordt door de kabouters het water ingeduwd. Snel roeien ze naar de andere kant van het meer.
De eland is blij de kabouters en de bever te zien. Hij stelt voor dat de bever en de kabouters op zijn rug gaan zitten. Dat vinden ze een goed idee.
'Breng ons naar het kabouterdorp. Meneer Bever kan nu niet naar zijn huisje. We gaan hem eens lekker verwennen', zegt Jonas.
En zo loopt de eland met de drie kabouters en de bever op zijn rug naar het kabouterdorp. De bruine vogel vliegt vrolijk met ze mee.

In het kabouterdorp wordt Meneer Bever eens flink verwend. De kabouterkoning speelt weer zijn spelletje Kabouter-erger-je-niet met Meneer Bever. Die pesterige trollen moet Meneer Bever maar snel vergeten.


©Anne de Vries-Neuteboom

zaterdag 3 oktober 2009

peuter-paddenstoel





peuter-paddenstoel
Onder hele hoge bomen in een klein kabouterbos
staat een heel klein aardig huisje zomaar midden op het mos
Ik zou er best wel willen wonen, maar ik ben toch veel te groot
't is gemaakt voor de kabouters met hun jas en mutsje rood
's avonds als het donker wordt is het helemaal niet naar,
want dan zitten de kabouters heel gezellig bij elkaar
Ieder heeft een eigen stoeltje en een kaarsje in de hand
en dan fonkelen alle lichtjes in kaboutersprookjesland.
spreken: En als de kaboutertjes gaan slapen
dan blazen ze hun kaarsjes uit pfffffffft.

zondag 27 september 2009

Kikkers in de soep





Kikkers in de soep


Fleur snuit haar neus in een grote zakdoek.
'Waarom huil je?' vraagt Thomas.
'De poes is al een paar dagen weg'.
'Gestolen?' vraagt Thomas.
'Ja, of opgegeten. Misschien wel door mevrouw Wratje. Ze is een heks. Ze heeft een kromme neus en ze staat altijd voor de deur met een bezem'. Thomas barst in lachen uit.
'Dan veegt ze de stoep, gekkie'.
'Helemaal niet. Ik heb haar 's nachts zien vliegen rond de maan'.
'Ha, ha, loop naar de maan. We gaan er naar toe. We bellen aan en vragen of we een karweitje voor haar kunnen doen,' zegt Thomas.
'Ja, ik ben gek. En dan?'
'Je bent een bangerd'. Fleur gaat mee. Met zijn tweeën lopen ze naar het huis van mevrouw Wratje. Het is aan het einde van de straat. De luiken voor de ramen zijn gesloten.
'Ik zie een bezemsteel voorbij vliegen,' zegt Thomas. Fleur geeft hem een stomp in zijn rug.
'Au! Ik pest je alleen maar'. Thomas belt aan. Ze wachten gespannen af. De deur zwaait open. Mevrouw Wratje staat in de deuropening.
'Dag kinderen. Wat willen jullie?' vraagt ze met een kraakstem.
'Eh, dag mevrouw. Heeft u voor ons een karweitje voor een euro?' vraagt Thomas.
'Kom maar binnen. Jullie kunnen mij in de keuken helpen'. In de keuken staat op het aanrecht een flinke afwas. Vuile borden staan hoog opgestapeld.
'Jullie kunnen de afwas doen,' zegt mevrouw Wratje. Fleur en Thomas moeten even slikken. Mevrouw Wratje loopt de keuken uit en gaat in de tuin zitten. Fleur en Thomas gaan afwassen. Ze beginnen met de glazen en de kopjes, want dat moeten ze thuis ook altijd. Dan de grote borden, waar nog vette randen van jus opzitten. Vervolgens een grote ronde schaal, waar nog een rest andijvie inzit. De helft van de afwas is gedaan. Fleur kijkt rond. 'Kijk! Daar in de open haard. Een ketel. Ze kookt er iets in,' zegt Fleur.
'Daar kookt ze de gevangen poezen in,' zegt Thomas.
'Oh, wat ben jij gemeen! Laten we weggaan. Ik vind het hier doodeng!' zegt Fleur.
'Ach welnee. Ze kookt gewoon een groentesoep. Kom we gaan verder in het huis kijken,' zegt Thomas. Mevrouw Wratje zit in de tuin te breien. Thomas en Fleur gaan op onderzoek. Dan horen ze klagelijk miauwen.
'Het komt van boven,' zegt Fleur. Ze rennen de trap op.
'Miauuw, miauuw!'
'Het komt van zolder!' zegt Thomas. Ze klimmen de zoldertrap op en maken het luik open. Ze staan op zolder in het pikkedonker.
'Weeeh. Ik heb allemaal spinnenwebben in mijn gezicht,' zegt Fleur. Dan een harde klap. Het luik valt dicht. Fleur gilt het uit van schrik. Thomas probeert het luik open te krijgen.
'Het gaat niet,' stottert Thomas. Ze horen weer klagelijk miauwen. Het komt vanuit een hoek op de zolder. Ze zijn nu aan het donker gewend. Daglicht dringt door kieren en gaten. Samen lopen ze voorzichtig naar de hoek. Thomas voorop. Thomas schuift wat dozen opzij.
'Maar dat is Miepje,' roept Fleur. Ze pakt hem op en drukt Miepje tegen haar aan. 'Zie je nou wel, die enge heks heeft haar ontvoerd. Ze heeft ons nu ook gevangen. Ze verandert ons in kikkers en dan gooit ze ons in de soep,' zegt Fleur. Ze begint te gillen. Mevrouw Wratje hoort het gegil in de tuin. Ze rent het huis in en de trap op.
'Kinderen, zitten jullie op zolder?'
'Jaaa, het luik is dichtgevallen,' schreeuwt Thomas. Mevrouw Wratje opent het luik. Fleur staat te beven en houdt Miepje stevig vast.
'Komen jullie onmiddellijk naar beneden. Jullie mogen daar helemaal niet komen'.
'We zochten de poes van Fleur,' zegt Thomas.
'Oh, is die poes van jou. Ik dacht dat ze geen huis had. Dan moet je haar maar weer meenemen,' zegt mevrouw Wratje.
'Verandert u ons dan niet in kikkers en maakt u soep van ons?' vraagt Fleur.
Mevrouw Wratje buldert van het lachen.
'Meisje, hoe kom je daar nou bij? Kom naar beneden. Miepje krijgt een schoteltje melk en jullie een glas limonade'. Opgelucht lopen ze achter mevrouw Wratje aan naar de keuken.
Terwijl mevrouw Wratje de limonade inschenkt, loopt Fleur in de keuken rond.
Ze kan nog maar net haar gillen inhouden. Boven op een keukenplank staat een grote glazen pot. Daarin zwemmen wel tien kikkers. En in een hoek achter een vuilnisemmer staat een heksenbezem. Thomas ziet dat een grote pad van het schoteltje melk likt. Mevrouw Wratje lacht heel gemeen. Thomas en Fleur vluchten de keuken uit zonder Miepje.

Thuisgekomen vertelt Fleur het hele verhaal aan haar moeder. Die enge mevrouw Wratje en Miepje, die betoverd is. Fleur moet almaar huilen en Thomas zweert dat hij wraak zal nemen. Dan gaat de bel. Moeder doet open. Mevrouw Wratje staat in de deuropening met Miepje in haar armen.
'Ik begrijp er niets van. Ineens waren de kinderen verdwenen zonder hun poes mee te nemen,' zegt mevrouw Wratje.
'Komt u even binnen. De kinderen laten zich af en toe wat te veel meeslepen in hun fantasie. Ze dachten dat u een heks was,' zegt Fleur's moeder. Mevrouw Wratje buldert van het lachen.
Fleur sluit Miepje stevig in de armen. Moeder schenkt mevrouw Wratje een kopje thee in en Thomas en Fleur vinden mevrouw Wratje helemaal niet meer eng. 'Ik ben geen heks hoor', zegt ze vriendelijk tegen Fleur en Thomas. Fleur's moeder en mevrouw Wratje worden zelfs vriendinnen.


©Anne de Vries-Neuteboom

zondag 20 september 2009

Het was een mooie dag in de herfst.






Het was een mooie dag in de herfst.

Varkentje plukte appels uit de boom...
...toen Kikker aan kwam lopen. Hij keek bezorgd.
‘Ik heb iets gevonden,’ zei hij ernstig.
‘Wat heb je dan gevonden?’ vroeg Varkentje.
‘Kom maar mee, dan zal ik het je laten zien,’
antwoordde Kikker.
En samen gingen ze op weg.
Varkentje maakte zich een beetje ongerust.
Toen ze bij de rand van het bos gekomen waren,
wees Kikker naar de grond.
‘Kijk,’ zei hij, ‘kapot. Hij doet het niet meer.’
‘Hij slaapt,’ zei Varkentje.
Op dat moment kwam Eend er aan.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze nieuwsgierig.
‘Een ongeluk?’
‘Sst, hij slaapt,’ zei Kikker.
Maar Eend dacht dat hij ziek was.
Haas, die toevallig een wandelingetje maakte,
zag al van verre dat er iets aan de hand was.
Hij knielde bij de vogel neer en keek aandachtig.
‘Die is dood,’ zei hij toen.
‘Dood,’ zei Kikker, ‘wat is dat?’
Haas wees naar de blauwe hemel.
‘Iedereen gaat dood,’ zei hij.
‘Wij ook?’ vroeg Kikker verbaasd.
Dat wist Haas niet zeker.
‘Als we oud zijn misschien,’ zei hij.
‘We moeten hem begraven,’ zei Haas.
‘Daar, onder aan de heuvel.’
Van takken maakten ze een draagbaar
en ze droegen de vogel voorzichtig naar de heuvel toe.
Ze groeven een diepe kuil in de grond.
‘Zijn leven lang heeft hij mooi gezongen,’ zei Haas plechtig.
‘Nu krijgt hij zijn welverdiende rust.’
Heel voorzichtig legden ze de dode vogel in de kuil.
Kikker strooide bloemen in het graf
en toen gooiden ze het dicht met aarde.
Ten slotte legden ze er een grote steen bovenop.
Het was doodstil.
Er was zelfs geen vogel te horen.
Diep onder de indruk gingen ze terug.
Plotseling rende Kikker er vandoor.
‘Laten we tikkertje spelen,’ riep hij.
‘Varkentje, jij bent hem!’
Ze speelden en lachten en hadden plezier
tot de zon bijna onderging.
‘ Is het leven niet prachtig!’ riep Kikker uit.
Moe maar tevreden gingen ze naar huis.
In de boom bij de heuvel zat een vogel.
Hij zong een prachtig lied - zoals altijd.

dinsdag 15 september 2009

Grootmoedertje Eeuwiggroen





Grootmoedertje Eeuwiggroen
Een Duits sprookje over behulpzaamheid en respect voor de natuur

Er was eens een vrouw, die ziek was en veel pijn leed. Ze riep haar beide kinderen aan haar bed en sprak: "Lieve kinderen, nu ben ik al zo lang ziek en ik kan jullie niet meer goed verzorgen. En behalve al het werk dat jullie moeten doen, hebben jullie ook nog zorgen om mij. Maar nu heb ik zo'n brandend verlangen naar aardbeien. Ik voel dat ik zal sterven, als ik er vandaag niet een paar zou kunnen eten. Ga toch snel naar het woud en haal een mandje vol voor mij."

Het waren beste kinderen. Ze gaven elkaar de hand, gingen naar het groene woud en vonden gelukkig ook de heuvel, die hun moeder, toen ze nog gezond was, hun gewezen had. Wat groeiden daar niet allemaal voor bijzondere kruiden en struiken. Belladonna, bilzekruid en vingerhoedskruid stonden daar in hun giftige schoonheid, maar ook de wilde roosjes en de rode vlier. Bescheiden lichtten de aardbeien op hun polletjes daarnaast op als rode pareltjes.

En wat leefde er niet allemaal tussen de wortels van de struiken. Het muisje piepte: "Zoek me dan!" Het hagedisje siste: "Pak me dan!" De sprinkhaan tsjirpte: "Speel met me, speel met me!"

Maar de kinderen lieten zich niet afleiden en begonnen ijverig de aardbeien in het mandje te doen. Die giechelden: "Wij zijn zo rood als jullie lippen!" en zij lokten: "Proef ons toch, wij smaken zo zoet!" Maar de kinderen dachten aan hun zieke moeder. Zij gingen niet spelen en snoepen.

Toen boog de vlier uiteen en een oud moedertje strompelde te voorschijn. Ze was helemaal in het groen gekleed alsof ze bladeren aanhad. Ze sprak: "Goede ouders hebben goede kinderen. Ik brand van verlangen naar bosaardbeien, maar mijn rug is zo krom en stijf, dat ik mij niet meer bukken kan. Laat mij ook een keer proeven!"

De kinderen kregen medelijden met haar en gaven haar het hele mandje. Toen liepen ze weg om nog voor de avond viel, nieuwe te plukken.

Maar het oudje riep de kinderen terug en zei: "Neem maar terug, wat jullie zo goedhartig gegeven hebben. En om jullie te helpen op de goede weg te blijven, zal ik jullie nog twee onwankelbaar trouwe leidsterren geven. Neem jij de blauwe bloem en jij de witte. Geef ze trouw iedere ochtend water, zorg goed voor ze en blijf altijd eensgezind. Dan zullen jullie gelukkig worden!"

De kinderen snelden vergenoegd naar huis, zonder dat ze de betekenis van dit lieflijke geschenk goed begrepen hadden. Maar toen de moeder deze aardbeien opgegeten had, voelde zij zich helemaal genezen. Ze stond op en kon weer flink aan het werk als vroeger. Dat had Grootmoedertje Eeuwiggroen bewerkstelligd. De moeder dankte de Vrouw van het Woud voor haar zegen en vermaande haar kinderen elkaar lief te hebben en eensgezind te blijven. En de kinderen namen haar woorden ter harte.

Maar ja, hoe gaat dat met kinderen. Op een avond werden ze kwaad op elkaar om niets en alle goede voornemens vervlogen. Ze ruzieden en sloegen elkaar. Ze wilden het niet meer goed maken en liepen tenslotte boos in. Toen ze de volgende dag de bloemen van Grootmoedertje Eeuwiggroen water wilden geven, waren die helemaal verwelkt en zwart. Toen smolt de boosheid uit hun hart en ze weenden om hun verloren eendracht. Maar kijk, toen werd de witte bloem weer wit en de blauwe blauw en de bladeren werden weer zo mooi groen als tevoren. En zo bleven de bloemen hun leven lang. De zegen van hun moeder, en het geschenk van Grootmoedertje Eeuwiggroen begeleidden hen in voorspoed en in tegenspoed tot aan hun gelukzalige einde.


* * * EINDE * * *

woensdag 9 september 2009

Herfstverhaal







Herfstverhaal
De verrassing
Het was oktober geworden.
De bladeren waren van de boom gevallen.
Ze lagen nu op de grond.
'Ik ga naar het huis van Pad,' zei Kikker.
'Ik ga al de bladeren bij elkaar harken die op zijn grasveld zijn gevallen. Dat wordt een echte verrassing voor hem.'
Kikker pakte een hark uit de schuur.
Pad keek uit zijn raam.
'Overal liggen van die smerige bladeren,' zei Pad.
Hij pakte een hark uit de kast.
'Ik ga naar het huis van Kikker om al zijn bladeren bij elkaar te harken.
Wat zal Kikker dat fijn vinden.'
Kikker rende door het bos, zodat Pad hem niet zou zien.
Pad rende door het hoge gras, zodat Kikker hem niet zou zien.
Kikker kwam bij het huis van Pad. Hij keek door het raam naar binnen.
'Dat komt mooi uit,' zie Kikker. 'Pad is niet thuis. Hij zal nooit te weten komen, wie zijn bladeren bij elkaar heeft geharkt.'
Pad ging naar het huis van Kikker. Hij keek door het raam naar binnen.
'Dat komt mooi uit,' zei Pad. 'Kikker is niet thuis. Hij zal nooit kunnen raden, wie zijn bladeren heeft geharkt.'
Kikker ging hard aan het werk. Hij harkte de bladeren op een grote hoop. Het grasveld van Pad was al gauw schoon. Kikker legde de hark over zijn schouder en ging op weg naar huis.
Pad begon ijverig te harken en maakte van de balderen één grote hoop.
Al gauw was er geen blad meer te zien in de voortuin van Kikker.
Pad legde de hark over zijn schouder en ging op weg naar huis.
Toen kwam de wind. Hij blies over het land. De hoop dorre bladeren die Kikker voor Pad bijeen had geharkt, werd naar alle kanten geblazen.
De hoop dorre bladeren die Pad voor Kikker bijeen had gebracht, werd naar alle kanten geblazen.
Toen Kikker thuiskwam, zei hij: 'morgen ga ik de bladeren opruimen die op mijn eigen grasveld liggen. Wat zal Pad verrast staan te kijken!'
Toen Pad thuiskwam, zei hij: 'morgen ga ik hard aan het werk om mijn eigen bladeren op te ruimen. Wat zal Kikker verrast opkijken!
Die avond waren Kikker en Pad allebei gelukkig, toen ze ieder het licht uitdeden en naar bed gingen.



donderdag 3 september 2009

Gestommel op zolder




Gestommel op zolder


'Tineke, Tineke, je moet snel naar beneden komen, er zit iets op zolder!' schreeuwt Bas onder aan de trap. Bas plaagt Tineke wel vaker en ze draait zich nog eens lekker om in bed. Toch trekt ze het dekbed wat vaster om haar heen en ziet dat het luik van de zolder openstaat.

Het ouderlijk huis van Bas en Tineke staat in een rustige straat in de binnenstad. Vanuit hun slaapkamerramen kijken ze uit op de tuin en de omheinde tuinmuur van de overburen. Grote kastanjebomen nemen het zonlicht weg.
Bas en Tineke hebben ieder een eigen kamer. De kamer van Tineke is gezellig ingericht: een bed, twee gezellige zitkussens, een paar planken met snuisterijen, een stapel boeken, een kledingkast, televisie en CD-speler. Om op de zolder te komen moet je via haar kamer een trapje opgaan en een luik openzetten.
De kamer van Bas grenst aan de kamer van Tineke. De kamer van Bas is rommelig. Overal liggen stripboeken. Op een plank staan legers van plastic soldaatjes, tanks en afweergeschut en in elkaar geflanste vliegtuigen van bouwpakketten. In een glazen bak zitten witte muizen, waar Tineke van griezelt.
Vaak zitten ze voor ze gaan slapen nog even op de kamer van Tineke. Hij kan het niet laten om haar griezelverhalen te vertellen en haar bang te maken. Hij is ook een beschermende broer. Er was ooit door het open raam, waarschijnlijk een vleermuis, de slaapkamer van Tineke binnengevlogen. De vleermuis vloog wild in de kamer rond. Tineke schrok hevig en zette het op een gillen. Bas, gealarmeerd, stormde de kamer binnen en wist het beest het raam uit te krijgen. Tineke was intussen naar de kamer van Bas gevlucht en vond ineens zijn muizen sympathieke wezens.

Nu hoort Tineke toch ook een vreemd gestommel op zolder en er valt iets om. Ze schiet haar bed uit. Het koude zeil doet pijn aan haar voeten. Ze vliegt de trap af.
'Zie je nou wel tuthola', moet Bas nog even zeggen.
'Wat doen we nou. Pa en ma komen pas na middernacht thuis en ik ga niet kijken hoor', zegt Tineke zenuwachtig. Ze staan allebei te rillen in hun pyjama's.
'Jij bent ouder en een kop groter', zegt Tineke.
'Ik pak de zaklantaarn en zal gaan kijken wat er aan de hand is', zegt Bas. Hij haalt met resolute gebaren de zaklantaarn uit de lade van de buffetkast en loopt moedig de trap op. Tineke volgt hem zenuwachtig. Ze trilt over haar hele lichaam.
Ze staan nu in de slaapkamer van Tineke en luisteren gespannen of ze iets horen. Het is doodstil. Je hoort alleen de wind om het huis en hier en daar het geklepper van loszittende deksels van vuilnisbakken.
Bas richt de zaklantaarn op het openstaande luik naar de zolder. Er is niets te zien. Hij verzamelt al zijn moed en loopt voorzichtig het trapje op. Tineke staat gespannen toe te kijken en houdt haar adem in. Bas richt nu zijn zaklantaarn in de donkere ruimte van de zolder en zwaait ermee rond. Er staan opgestapelde dozen, stoelen en andere troep.
Achter in de zolder meent hij iets te zien bewegen. Hij richt zijn zaklantaarn erop met volle straal. Het is iets harig wits en schiet naar de andere kant van de zolder. Bas schrikt zich wezenloos. De zaklantaarn valt uit zijn handen en klettert het trapje af. Het glas breekt. Hij rent het trapje af en Tineke geeft een gil. Ze horen ineens een klagelijk gemiauw. Ze kijken elkaar verbaasd aan en weten een minuut lang niets te zeggen. Ze krijgen allebei van de zenuwen en opluchting een enorme lachbui.
Bas en Tineke klimmen weer het trapje naar de zolder op en lopen naar de hoek van de zolder, waar de poes van de buren doodsbang zit te miauwen. Voorzichtig pakt Tineke de poes op. De poes begint hevig te spinnen in de armen van Tineke. Ze dalen het trapje weer af en gaan met de poes naar beneden.
In de keuken krijgt de poes een schoteltje melk. Bas en Tineke besluiten dat de poes maar een nachtje in de keuken moet logeren. Ze leggen een kussentje op de keukenstoel. De poes vindt het allemaal wel best en gaat er lekker op liggen. Tineke legt een briefje voor hun ouders op het kastje in de gang. Morgen brengen ze de poes naar de buren. Ze gaan weer terug naar hun slaapkamers en hopen gauw weer te kunnen slapen na dit spannende avontuur.


©Anne de Vries-Neuteboom

vrijdag 28 augustus 2009

De goede dennenboom





De goede dennenboom

Een verhaal van Urbanus over de belevenissen van een dennenboom

In het dennenbos liep een man met een bijl en drie kleine kindertjes. De grote dennenbomen trokken zich van het viertal niet veel aan want zij wisten dat zij geen kwaad konden. De kleine dennenboompjes sidderden van angst als de man met de bijl dichterbij kwam. Ze trachten er allemaal zo onaantrekkelijk mogelijk uit te zien.

Al snel viel het oog van de kinderen op een prachtig boompje dat nog volop stond te pronken. "Deze hier is de mooiste!" riepen ze. Het was het domste boompje van het ganse dennenbos. Het kende het verschil nog niet tussen de lente en de winter en het begreep dan ook niet waarom al de andere boompjes zich zo lelijk maakten.

Vader duwde de kinderen eventjes opzij, spuwde in zijn handen en hief de bijl hoog in de lucht. Een iets oudere dennenboom die dit alles zag, kreeg zo'n medelijden met het domme boompje, dat hij zijn afhangende takken omhoog stak. Hij trok zoveel sap naar zijn kruin, dat zijn naalden glansden en fonkelden als kristal. Nu wuifde hij sierlijk met zijn takken om de aandacht van de kinderen op zich te vestigen. "Halt, vader, eigenlijk zouden wij liever deze hier willen."

"Zoals jullie wensen," zei vader en de bijl hakte diep in de voet van de moedige boom. De drie kinderen namen hem onder de arm en lachend stapten ze weer naar huis. De boom schreeuwde het uit van pijn, maar de mensen luisteren niet goed genoeg om de boom te horen huilen.

Daar stond hij nu, in het midden van de huiskamer, overdekt met slingerende lichtjes, slingers en bollen. Helemaal bovenaan stak een zilveren bol met een lange punt. Er waren al rare vogels boven op zijn kop komen zitten, maar zoiets, nee. Beneden aan zijn voeten stond een stalletje en hij zag hoe de kinderen er allemaal plaasteren figuurtjes inzetten met overal kleine schaapjes er om heen. "Zie mij hier nu staan," mopperde de boom, "ik ben blij dat de andere bomen mij niet zien, met al die belachelijke rommel aan mijn lijf."

Zo stond hij daar week na week. Op zekere dag maakten de kinderen weer een drukte van belang om en rond het stalletje. "Wel verdraaid," dacht hij. "Nu komen er nog drie beeldjes bij, waarvoor dient dat toch allemaal."

De dennenboom had al veel van zijn groene glans verloren en wanneer de kinderen eventjes aan zijn takken kwamen, voelde hij de dennennaaldjes overal langs zich heen naar beneden vallen. De dag daarna werd hij van al zijn versieringen ontdaan en al de plaasteren mannetjes werden in een papiertje gerold en in een doos gelegd.

"Het is afgelopen," zuchtte de boom. "Mij wacht de open haard, het is allemaal voor niets geweest." Nu werd er ook een klein ventje in een strooien bakje uit het stalletje genomen en voor ook hij in het papiertje ging, knipoogde hij naar de boom en zei: "Ik weet wat je gedaan hebt en dat zal ik nooit vergeten."

* * * EINDE * * *

zaterdag 22 augustus 2009

Lientjes wens





Lientjes wens (door Hanneke)

Lientje komt uit school. Haar moeder zwaait naar haar. Maar Lientje ziet het niet. Ze is verdrietig. "Hoe was het op school ?" vraagt moeder.

"Niet Leuk"moppert Lientje. "niemand wil met me spelen , ik heb geen vriendinnetjes"

"Ik zal eens met de juf praten " zegt moeder "want dit kan zo niet langer." Lientje speelt altijd alleen.

Vandaag ook weer . Eerst drinkt ze limonade en krijgt ze een snoepje. Dat vindt Lientje gezellig. Dan gaat Lientje spelen. Haar moeder moet dan weer werken. Zij werkt thuis, maar is altijd druk en heeft `smiddags geen tijd om met Lientje te spelen. Janus haar broer is al groot, die speelt niet met haar. Haar vader werkt op zee die heeft ook geen tijd. Dus gaat Lientje naar boven. Het liefst speelt ze met haar poppenhuis. Haar lievelingspopje is Fruttel. "Ha Fruttel!" roept Lientje "Hoe is het met mijn popje? Voel jij je ook zo verdrietig? Wees maar blij dat je een popje bent en geen kind zoals ik Kom we gaan in bad" Lientje trekt de kleren van Fruttel uit en doet haar in bad. "Ik wil een vriendin, maar hoe doe je dat? Een echte die net zo goed kan luisteren als jij. Eentje om mee te kletsen en te spelen". Lientje gaat door met Fruttel in bad doen en speelt verder. Fruttel zegt niks terug, maar het lijkt wel alsof ze luistert. Lientje vergeet haar verdriet omdat ze zo lekker speelt. Mama roept om te eten. Ze eten kip met rijst en vruchten haar lievelingseten. Na het eten gaat Lientje T.V kijken en dan naar bed. Mama leest haar een verhaaltje voor. Dit keer het sprookje van Assepoester . Lientje heeft een mooi sprookjesboek. ( Ze kreeg het van oma toen ze jarig was.)

Lientje probeert te slapen, maar het lukt haar niet. Ze heeft het warm. "Wat is het warm"zucht ze "Ik zet even het raam verder open" Lientje loopt naar het raam en duwt het meer open. Een fris windje blaast in haar gezicht. Plotseling verschijnt er een fel licht."Schrik niet mijn kind " fluistert een vriendelijke stem. Op de vensterbank zit een elfje.Tenminste dat denkt Lientje want ze heeft in haar sprookjesboek een plaatje gezien van een elfje. Deze lijkt er precies op. "Bent u een elfje" vraagt Lientje zacht. "Ja" antwoordt de vriendelijke stem. "Ik ben een soort elfje. Een toverelfje om precies te zijn.""Wat komt u hier doen?" Vraagt Lientje "Ik kom je helpen "zegt het elfje zacht. "Je bent al zo lang verdrietig en alleen. Willemijn zeg ik tegen mezelf je moet Lientje gelukkig maken en daarom ben ik hier" "Ik kan niet blij zijn. Ik heb geen vriendinnen en ik weet niet hoe je ze krijgt" zegt Lientje.

"Ik ga je helpen" zegt Willemijn , maar je moet zelf goed je best doen. "Ja!"roept Lientje blij. Als ik maar een vriendinnetje krijg" Willemijn kijkt naar Lientje, dan zegt ze: "Ik kan een beetje toveren en de rest moet je zelf doen. Eerst ga ik voor een lolletje zorgen . Waar heb je het sprookjesboek?" "Hier" antwoordt Lientje terwijl ze het sprookjesboek van de grond opraapt. "Goed zo" zegt het elfje vriendelijk "welk sprookje vind je het leukste" Lientje snapt er niks van maar zegt "Assepoester". Voordat Lientje ziet wat er gebeurd is ze in het sprookjesboek beland. Ze is Assepoester geworden. Iedereen om haar heen is echt. Haar stiefmoeder, stiefzusters , petermoei en de prins. En Lientje is Assepoester. Ze vindt het eerst niet leuk." Nu heb ik helemaal niemand . Nu ben ik helemaal alleen" denkt ze. Totdat ze haar petermoei tegen komt en met de prins danst dan is ze blij en gelukkig. En als ze met de prins trouwt is ze helemaal in haar nopjes. Ze danst en zingt. " Dit is wel heel bijzonder" denkt ze "Welk meisje trouwt met een prins." Dan wordt het heel donker en ligt ze weer in haar bed. Daar heeft ze nog een poosje een gek gevoel. Het lijkt wel of ze nog steeds danst. Ze droomt over Assepoester en over de prins. Dan voelt zij zich veranderen. Van binnen wordt ze blij. Ze is niet meer bang.

Vandaag gaat ze wat vrolijker dan anders naar school. Ze voelt zich een prinses. Jiska ( een meisje uit haar klas) vindt Lientje anders. Ze zegt het tegen Ilja. " Er is iets met Lientje ze is zo vrolijk" "ja" antwoordt Ilja " ze kijkt niet meer zo boos ". " Ik vraag haar uit school waarom ze zo blij is " zegt Jiska. Dat doet ze ook . Lientje zegt dan " Ik ben niet meer bang. Eerst wel maar nu niet meer. Jiska snapt er niets van. Dan zegt Lientje " Heb je zin om met mij te spelen?" Dat wil Jiska wel. Ze vindt Lientje een beetje vreemd maar wel aardig . Uit school staat de moeder van Lientje te wachten . Moeder zwaait en Lientje zwaait terug. "Mag Jiska bij me spelen?! " roept ze blij. "Natuurlijk "antwoordt moeder verbaasd.

Jiska en Lientje spelen boven. Het is erg gezellig . Ze spelen met het poppenhuis en maken een mooie tekening . Dan vraagt Jiska " Waarom ben je zo veranderd ?" "Ik snap het niet, eerst keek je altijd boos en nu niet."Lientje zegt "Ik was eerst bang en verdrietig niet boos. Ik speelde altijd alleen. Snap je? "Jiska snapt het niet goed. " Dat komt later wel " denkt ze. Dan zegt ze "Ik vind je aardig zullen we vaker met elkaar spelen ?" Dat wil Lientje heel erg graag.

Als Lientje `s avonds naar bed toe gaat vraagt ze "mam wil jij het sprookje van Assepoester voorlezen ? " Dat wil mama wel . Als het sprookje is afgelopen vertelt ze dat Jiska haar vriendin is Moeder is heel blij voor Lientje en samen geven ze elkaaar een dikke knuffel. "welterusten Lientje "zegt mama "Weltusten mama " gaapt Lientje. Moeder gaat dan blij naar beneden. Maar Lientje kan niet slapen. Dan zet ze het raam weer verder open. Plotseling ziet ze Willemijn . "Willemijn " zegt ze enthousiast "Ik wil je bedanken " Ik ben geen Assepoester maar een prinses" Willemijn glimlacht. "Je bent mijn kleine prinses. Ik ga nu want jij hebt mij niet meer nodig. Dag prinsesje "

Lientje zwaait net zolang totdat Willemijn weg is. Ze gaat nu lekker slapen.

EINDE

Poetsbeer Bram





Poetsbeer Bram

Poetsbeer Bram daar komt hij aan,
hij poetst alle vieze beren.
Het hele bos is hij rondgegaan,
vieze beren, uit de kleren!

Hij doet ze in een grote ton,
poetst tot hun vachtjes blinken.
Dan lekker drogen in de zon,
niemand hoort te stinken.

Beertje Tom heeft zich verstopt,
hij is bang voor water.
Hij wil niet worden ingesopt,
Beertje Tom is een waterhater.

De beren knijpen hun neuzen dicht,
als ze Beertje Tom zien staan.
Beertje Tom is toen gezwicht
en is naar Poetsbeer Bram gegaan.

Beertje Tom stapt dapper in de ton,
Poetsbeer Bram poetst met luid gezang:
"van dompelton en dompelton"
en Beertje Tom is niet meer bang.

©Anne de Vries-Neuteboom

vrijdag 21 augustus 2009

Springen, springen, op en neer




Springen, springen, op en neer,
op de trampoline keer op keer.
Kijk Basje daar toch gaan,
hij wil springen naar de maan.
Hoger, hoger, zonder zucht
met z'n benen in de lucht.
Maar ach, hij valt al vlug
op zijn billetjes terug.

dinsdag 18 augustus 2009

HUGO EN DE KLEUREN-DIEF





Hugo de muis (door Aimee)

HUGO EN DE KLEUREN-DIEF

Hugo de muis verveelden zich, hij had net een mooie tekening gemaakt en wist niet wat hij nu moest doen. Het is prachtig weer zei zijn moeder ga lekker vissen in de plas achter ons huis. Daar had Hugo wel zin in, hij liep naar de schuur en pakte zijn hengel en vis koffertje en liep naar de plas. Net toen hij lekker zat en zijn hengeltje had uitgegooid hoorde hij geritsel achter zich in het riet. Hij stond op om te gaan kijken. "Ohw help een heks!!!" Riep Hugo. Er zat een heel lelijke vrouw in het riet verstopt. Hugo wilde net wegrennen toen de vrouw zei: "rustig maar, ik ben een goede fee. Ik heb me alleen omgetoverd in een heks. Omdat we gister een gekostumeerd bal hadden in het betoverde woud, en nu kan ik me niet meer terug toveren." De vrouw begon te huilen. "Hoe heet je" vroeg Hugo "en waarom kun je je niet meer terug toveren?" "Ik heet Belinda en ik kan me niet terug toveren, omdat de spreuken uit mijn kleurentoverboek weg zijn. Ik had me boek gister hier in het riet verstopt en toen ik het vanochtend op ging halen waren alle gekleurde spreuken eruit, kijk maar." Belinda liet een groot boek zien met allemaal legen bladzijde. "Ik ga je helpen zoeken naar je toverspreuken" zei Hugo. En samen gingen ze op pad.

Na een half uur lopen zag Hugo aan de kant van de weg een witte paddestoel staan. "Er horen rode stippen op te zitten" zei Belinda tegen Hugo, "de stippen zijn dus ook weg net als mijn toverspreuken." "Ik denk," zei Hugo "dat iemand de kleuren gestolen heeft. Laten we verder zoeken." Na weer een tijdje lopen zagen ze een wit dier, "kijk!" riep Hugo "Zijn kleuren zijn ook gestolen." "Welnee," zei het dier "ik ben een hermelijn en mijn vacht is altijd wit in de winter." Belinda moest een beetje lachen maar Hugo zei boos "een dergelijk foutje kan iedereen maken." Ze liepen weer verder. Het werd al een beetje donker en koud in het bos, maar ze hadden de tover spreuken en de rode stippen van de paddestoel nog niet gevonden. Belinda zei "we moeten een plaatsje vinden om te slapen vannacht. Want het is veel te koud en gevaarlijk in het bos." In de verte zag Hugo een lichtje branden, "daar kunnen we misschien wel overnachten." Ze liepen in de richting van het lichtje, het bleek het huis van een wit konijn te zijn die hen heel vriendelijk binnen liet. "Wat doen jullie nog zo laat buiten in het bos" vroeg het witte konijn. "We zoeken een kleuren-dief" zei Hugo en ze vertelde het hele verhaal aan het witte konijn. "Een kleuren-dief," zei het konijn "daar had ik niet aan gedacht. Zie je ik was gister avond nog een bruin konijn, maar toen ik vanochtend wakker werd was ik zo wit als sneeuw. Niet dat ik wit een lelijke kleur vind maar ik wil graag mijn mooie bruine vachtje terug" zei het konijn. "Jullie kunnen hier blijven slapen en dan kunnen jullie morgen verder zoeken naar de kleuren-dief."

De volgende ochtend werden Belinda en Hugo al vroeg wakker gemaakt door het konijn, en na een stevig ontbijt gingen ze weer op weg, opzoek naar de kleuren-dief. Hoe verder ze het bos in gingen hoe meer kleuren er miste. De bomen hadden geen groene maar witte blaadjes. En de bessen aan de struiken waren ook wit. "We komen in de buurt Belinda" zei Hugo. "Nog even en dan heb jij je gekleurde tover spreuken terug." Na een tijdje lopen kwamen ze op een plek waar alles wit was. De bomen, de bloemen en het pad waar ze op liepen. Alles was wit. Behalve een kasteel dat ze in de verte zagen staan. Daarboven hing een enorme regenboog van kleuren. "Ik denk dat we daar de kleuren-dief kunnen vinden" zei Hugo. Ze liepen naar het kasteel en gingen naar binnen. Binnen zagen ze een mannetje staan die heel boos keek. "Wat doen jullie hier" riep het mannetje. "Wij zoeken de spreuken uit mijn gekleurde tover boek" zei Belinda. "En de rode stippen van de paddestoelen en de bruine kleur van het konijn" zei Hugo. "Die krijgen jullie niet" riep het boze mannetje. "Ik hou alle kleuren voor mezelf. En met de spreuken uit jou spreukenboek kan ik alle kleuren stelen. En ik kan nog veel meer toveren" riep het mannetje. "Ik kan me heel groot maken." "Ohw ja" zei Belinda "laat maar eens zien dan." En het mannetje riep een tover spreuk en er klonk en fluitend geluid en het mannetje schoot de lucht in, totdat hij zijn hoofd stoten aan het plafond. "Zie je wel!" riep hij naar beneden, "nu ben ik zo groot dat ik over alles heen kan kijken." "Dat is heel knap" zei Belinda, "maar ik durf te wedden dat u zich nu niet meer klein kan maken." "Jawel hoor" zei het mannetje. "Ik kan me zo klein maken als een mier." "Laat maar eens zien" riep Hugo, die begreep wat Belinda van plan was.

Het mannetje riep weer een toverspreuk en opnieuw klonk het fluitende geluid. Het mannetje kromp en kromp totdat hij zo klein was als een mier. Hugo pakte snel een potje dat op de tafel stond en zetten die over het piepkleine mannetje heen. "Zo, nu hebben we je gevangen. En vertel nu maar eens waar je de kleuren heb verstopt!" "Daar," piepte het mannetje "in de kast." Belinda deed de kast open en jahoor, daar stond een grote pot met allemaal kleuren. Belinda liep naar buiten en deed de pot open. De kleuren vlogen eruit en schoten alle kanten op. Ook in het spreuken boek van Belinda. Ze deed hem snel open en zocht een spreuk uit om haar weer normaal te maken. Er klonk weer een fluitend geluid en daar stond een prachtige fee in een schitterende jurk. "Dank je wel Hugo, dat je me geholpen hebt zonder jou was het nooit gelukt." En Belinda gaf hem een kus op zijn neus. Hugo werd er helemaal rood van. Belinda moest lachen. "Kom op dan gaan we naar huis. Laat het mannetje maar vrij die kan nu toch geen kwaad meer doen." Samen gingen ze op weg naar huis. Onderweg kwamen ze het konijn tegen ook hij had zijn bruine vacht weer terug. Hij keek naar de mooie Belinda, hij had niet verwacht dat ze zo mooi zou zijn. Toen ze verder liepen zagen ze ook de paddestoel met mooie rode stippen. "Kijk!" zei Hugo "alles is weer normaal." "Ik ben benieuwd of mijn moeder me geloofd als ik dit vertel" zuchtte Hugo. Maar Hugo's moeder was zo blij dat hij weer thuis was dat ze hem meteen geloofde.

EINDE