zondag 27 september 2009

Kikkers in de soep





Kikkers in de soep


Fleur snuit haar neus in een grote zakdoek.
'Waarom huil je?' vraagt Thomas.
'De poes is al een paar dagen weg'.
'Gestolen?' vraagt Thomas.
'Ja, of opgegeten. Misschien wel door mevrouw Wratje. Ze is een heks. Ze heeft een kromme neus en ze staat altijd voor de deur met een bezem'. Thomas barst in lachen uit.
'Dan veegt ze de stoep, gekkie'.
'Helemaal niet. Ik heb haar 's nachts zien vliegen rond de maan'.
'Ha, ha, loop naar de maan. We gaan er naar toe. We bellen aan en vragen of we een karweitje voor haar kunnen doen,' zegt Thomas.
'Ja, ik ben gek. En dan?'
'Je bent een bangerd'. Fleur gaat mee. Met zijn tweeën lopen ze naar het huis van mevrouw Wratje. Het is aan het einde van de straat. De luiken voor de ramen zijn gesloten.
'Ik zie een bezemsteel voorbij vliegen,' zegt Thomas. Fleur geeft hem een stomp in zijn rug.
'Au! Ik pest je alleen maar'. Thomas belt aan. Ze wachten gespannen af. De deur zwaait open. Mevrouw Wratje staat in de deuropening.
'Dag kinderen. Wat willen jullie?' vraagt ze met een kraakstem.
'Eh, dag mevrouw. Heeft u voor ons een karweitje voor een euro?' vraagt Thomas.
'Kom maar binnen. Jullie kunnen mij in de keuken helpen'. In de keuken staat op het aanrecht een flinke afwas. Vuile borden staan hoog opgestapeld.
'Jullie kunnen de afwas doen,' zegt mevrouw Wratje. Fleur en Thomas moeten even slikken. Mevrouw Wratje loopt de keuken uit en gaat in de tuin zitten. Fleur en Thomas gaan afwassen. Ze beginnen met de glazen en de kopjes, want dat moeten ze thuis ook altijd. Dan de grote borden, waar nog vette randen van jus opzitten. Vervolgens een grote ronde schaal, waar nog een rest andijvie inzit. De helft van de afwas is gedaan. Fleur kijkt rond. 'Kijk! Daar in de open haard. Een ketel. Ze kookt er iets in,' zegt Fleur.
'Daar kookt ze de gevangen poezen in,' zegt Thomas.
'Oh, wat ben jij gemeen! Laten we weggaan. Ik vind het hier doodeng!' zegt Fleur.
'Ach welnee. Ze kookt gewoon een groentesoep. Kom we gaan verder in het huis kijken,' zegt Thomas. Mevrouw Wratje zit in de tuin te breien. Thomas en Fleur gaan op onderzoek. Dan horen ze klagelijk miauwen.
'Het komt van boven,' zegt Fleur. Ze rennen de trap op.
'Miauuw, miauuw!'
'Het komt van zolder!' zegt Thomas. Ze klimmen de zoldertrap op en maken het luik open. Ze staan op zolder in het pikkedonker.
'Weeeh. Ik heb allemaal spinnenwebben in mijn gezicht,' zegt Fleur. Dan een harde klap. Het luik valt dicht. Fleur gilt het uit van schrik. Thomas probeert het luik open te krijgen.
'Het gaat niet,' stottert Thomas. Ze horen weer klagelijk miauwen. Het komt vanuit een hoek op de zolder. Ze zijn nu aan het donker gewend. Daglicht dringt door kieren en gaten. Samen lopen ze voorzichtig naar de hoek. Thomas voorop. Thomas schuift wat dozen opzij.
'Maar dat is Miepje,' roept Fleur. Ze pakt hem op en drukt Miepje tegen haar aan. 'Zie je nou wel, die enge heks heeft haar ontvoerd. Ze heeft ons nu ook gevangen. Ze verandert ons in kikkers en dan gooit ze ons in de soep,' zegt Fleur. Ze begint te gillen. Mevrouw Wratje hoort het gegil in de tuin. Ze rent het huis in en de trap op.
'Kinderen, zitten jullie op zolder?'
'Jaaa, het luik is dichtgevallen,' schreeuwt Thomas. Mevrouw Wratje opent het luik. Fleur staat te beven en houdt Miepje stevig vast.
'Komen jullie onmiddellijk naar beneden. Jullie mogen daar helemaal niet komen'.
'We zochten de poes van Fleur,' zegt Thomas.
'Oh, is die poes van jou. Ik dacht dat ze geen huis had. Dan moet je haar maar weer meenemen,' zegt mevrouw Wratje.
'Verandert u ons dan niet in kikkers en maakt u soep van ons?' vraagt Fleur.
Mevrouw Wratje buldert van het lachen.
'Meisje, hoe kom je daar nou bij? Kom naar beneden. Miepje krijgt een schoteltje melk en jullie een glas limonade'. Opgelucht lopen ze achter mevrouw Wratje aan naar de keuken.
Terwijl mevrouw Wratje de limonade inschenkt, loopt Fleur in de keuken rond.
Ze kan nog maar net haar gillen inhouden. Boven op een keukenplank staat een grote glazen pot. Daarin zwemmen wel tien kikkers. En in een hoek achter een vuilnisemmer staat een heksenbezem. Thomas ziet dat een grote pad van het schoteltje melk likt. Mevrouw Wratje lacht heel gemeen. Thomas en Fleur vluchten de keuken uit zonder Miepje.

Thuisgekomen vertelt Fleur het hele verhaal aan haar moeder. Die enge mevrouw Wratje en Miepje, die betoverd is. Fleur moet almaar huilen en Thomas zweert dat hij wraak zal nemen. Dan gaat de bel. Moeder doet open. Mevrouw Wratje staat in de deuropening met Miepje in haar armen.
'Ik begrijp er niets van. Ineens waren de kinderen verdwenen zonder hun poes mee te nemen,' zegt mevrouw Wratje.
'Komt u even binnen. De kinderen laten zich af en toe wat te veel meeslepen in hun fantasie. Ze dachten dat u een heks was,' zegt Fleur's moeder. Mevrouw Wratje buldert van het lachen.
Fleur sluit Miepje stevig in de armen. Moeder schenkt mevrouw Wratje een kopje thee in en Thomas en Fleur vinden mevrouw Wratje helemaal niet meer eng. 'Ik ben geen heks hoor', zegt ze vriendelijk tegen Fleur en Thomas. Fleur's moeder en mevrouw Wratje worden zelfs vriendinnen.


©Anne de Vries-Neuteboom