Vissen.
Vlak bij het huis van Jaap en Janneke was een meertje. Vanuit dat meer tje liep een slootje naar weer een grotere sloot. Was je eenmaal in die grote sloot, dan kon je nog veel meer sloten, vaar ten en meren bereiken. Jaap en Janneke deden dat vaak met een opblaasbare kano. Soms waren ze wel een hele middag op het water. Voor al als het mooi weer was.
Op een woensdag - ze waren ‘s middags natuurlijk vrij van school - gingen ze weer eens het water op. Jaap zat voor in de kano, Janneke achterin. Toen ze een kwartiertje gevaren hadden kwamen ze in een mooi, helder slootje. Je kon tot op de bodem kijken, zo schoon was het wa ter! Opeens zei Janneke: “Kijk eens, Jaap! Daar zwemt een hele school vissen!” Ja, Jaap zag het ook. Het waren er misschien wel vijftig! Ze waren ongeveer 15 cm groot en zilver van kleur. Opeens zagen ze nog een vis. Die lag ver scholen achter een grote waterplant. Zijn kop stak tussen een paar bladen door en zijn staart zag je achter de plant! Het beest was wel tachtig cm lang! “Ik weet wat het is”, zei Jaap. “Het is een snoek! Dat is een roofvis, die eet kleine visjes op!” Nou, Janneke schrok er van. Zou hij straks alle visjes in die school opeten? Die vis jes waren nu nog zo’n twee meter bij de snoek vandaan. Maar ze kwamen wel steeds dichter bij! En toen was het zover... De snoek, die stil had liggen wachten op al die lekkere hapjes, schoot ineens vooruit! Met één hap ging er een visje zijn grote bek in. Al gauw zagen ze niets meer van de snoek zijn prooi. Inmiddels was de hele school visjes uit elkaar gezwommen. De snoek ging er nog achteraan en wist nog een klein tje, dat niet zo snel was, te pakken te nemen, maar toen waren alle visjes al verdwenen. De snoek keer de weer terug naar zijn plekje bij de waterplant.
Jaap en Janneke peddelden verder. Toen zagen ze weer wat! Deze keer was het een grote vis. Volgens Jaap was het een brasem, maar dat wist hij niet zeker. De vis was lang niet zo groot als de snoek, maar het was toch een flink beest! Hij was alleen een beetje zielig! Jaap en Janne ke zagen, hoe de brasem steeds naar de oppervlakte kwam. Soms kantelde het dier een beet je. Dan kwam hij met zijn zijkant boven drijven. Volgens Jaap was het beest ziek. “Ik denk, dat die brasem dood gaat!”, zei hij. Janneke wilde het niet geloven. De brasem zag er verder toch goed uit! “Kunnen we hem niet redden?” vroeg ze aan Jaap. Nou, daar moest de grote broer eens over nadenken! Hoe red je nou een brasem? Zo’n beest kan niet zonder water.
“Ligt er niet wat achter jouw zitje?” vroeg Jaap. Janneke ging kijken. En ja, daar vond ze een leefnet, een groot net, waar de brasem best in zou kunnen passen. Voorzichtig lieten ze het net te water. De brasem reageerde er niet op! Langzaam bewoog Jaap het net in de richting van de gewonde vis. Toen hij er vlak bij was ging de vis opeens er van door. Maar hij zwom niet ver weg. Janneke peddelde de kano voorzichtig naar de vis toe. Het net bleef onder water. Toen Jaap het net weer vlak bij de brasem had, kon hij het beest een tikje tegen zijn staart geven. Met een vaart schoot de vis precies in de opening van het net. Hij was gevangen!
“Nou naar huis!”, zeiden ze bijna tegelijk. Het net maakte Jaap met een touwtje aan de kano vast en al slepend brachten ze de vis naar huis. Toen ze dichtbij huis waren, stapte Jaap uit. Hij ging alvast naar huis toe, om een grote teil te halen. Die nam hij mee naar de kano. Voorzichtig werd de vis uit het net gehaald en in de teil gestopt. Toen pas konden ze eens goed naar de vis kijken. En wat zagen ze? In de buik van het dier zat een flinke snee! “Die is vast over prikkel draad gezwommen, dat in het water lag!”, zei Janneke. “Ja”, zei Jaap, “of door scherp glas!”
De vader van de kinderen kwam er nu ook bij. Samen met Jaap tilde hij de teil met slootwater en met de vis naar huis. Papa haalde de vis uit de teil en keek eens naar de wond. Die zag er niet zo best uit! Voorzichtig maakte papa de snee schoon. Toen ging de vis weer terug in de teil.
Voer hadden ze niet voor hem, maar een buurman gaf ze wat goudvissenvoer en dat lustte de brasem ook wel. Je kon zien, dat het beest er steeds beter aan toe was! Na drie dagen zwom hij weer vrolijk in de teil rond. Samen met papa hebben Jaap en Janneke toen de teil weer naar het water gedragen. Daar lieten ze de teil met de vis er in langzaam in de sloot leeglopen. De brasem stond even stil in het water en schoot er toen snel vandoor. “Volgens mij zwaaide hij met zijn staart om ons te bedanken!” zei Janneke. Maar misschien dacht ze dat alleen maar!
Bron: De verhaaltjesopa