De Papegaai.
Ergens in een oud stadje in Nederland woon de een oude zeeman. Hij had wel 50 jaar over alle zeeën gevaren en altijd had er bij zijn kooi (want zo noem je het bed van een zeeman!) nog een kooi (maar dan een vogelkooi) gehangen. En in die kooi zat een grote rood-blauwe papegaai. Die papegaai was dus ook zo’n bereisde Roel (zo heet dat, Roel!). Het was een echt gezellig dier. Hij kon praten en lachen. Als de zeeman aan dek ging werken, nam hij de papegaai vaak mee naar buiten. Dat vond dat beest prachtig. Als iemand een leuke mop vertelde en alle ma trozen moes ten hard lachen, dan kon je de papegaai ook horen lachten. En nog wel een beetje harder dan die zeelui!
Nou was die oude zeeman heel erg oud, bijna 100 jaar, en op een dag werd de arme man niet meer wakker. Een vrouw, die af en toe kwam schoonmaken in zijn huisje, vond hem de vol gende morgen. Hij werd begraven op het kerkhof in het stadje waar hij de laatste jaren had gewoond.
Maar wat moesten ze nou met die papegaai beginnen. Zo’n beest moet toch verzorgd worden. Hij moet op tijd zijn voer krijgen en zijn kooi moet zo nu en dan worden schoongemaakt!
De werkster wilde het beest niet. Ze was een beetje bang voor de grote vogel. En zo kwam de papegaai op de rommelmarkt terecht. Al gauw kwam er een deftige dame voorbij. Ze zag de papegaai en vroeg aan de koopman: “Wat moet je voor dat beest hebben?” De koopman dacht: “Die deftige dame kan best wel wat missen.” Hij zei: “Honderd gulden.” De dame wilde nog weten of ze er voor die prijs ook de kooi bij kreeg. “Nee”, zei de verkoper, “daarvoor moet ik nog eens vijftig gulden hebben!” “Is dat niet wat veel?” vroeg de dame nog, maar de koopman zei: “Je moet hem niet kopen, je mag hem kopen, en dat is mijn prijs.” Gelukkig was de dame niet alleen deftig, maar ook erg rijk en ze betaalde de 150 gulden en nam de kooi met het beest mee naar huis. Dat was nog een hele vracht en ze was dan ook blij, dat ze weer thuis was. Ze liet zich in een stoel neerzakken en zuchtte: “Wat een zwaar beest was dat! Wat ben ik begon nen!”
Plotseling klonk er een stem: “Hé, Ouwe! Zit daar niet te suffen! Geef eens wat te eten!” De arme vrouw schrok zich een hoedje en met dat hoedje zag ze er nogal raar uit! “Wie praat daar?” vroeg ze. “Ik natuurlijk, sufferd!” antwoordde de papegaai. Toen zag ze pas, dat haar vogel ook nog praten kon. Ze gaf hem maar gauw wat zaden en een beetje water en het beest hield zijn snavel verder dicht.
‘s Avonds kreeg de vrouw visite. De burgemeester van het stadje en zijn vrouw waren op be zoek. Ze bewonderden de fraaie vogel en gingen koffie drinken, met een koekje erbij. De burgemeester liep met het koekje in zijn hand langs de kooi. Net toen hij nog een hap wilde nemen stak de papegaai zijn poot door de tralies en graaide het lekkers uit de hand van de burgemeester. Die riep: “Wat krijgen we nou!” De papegaai schreeuwde: “Jij niks ik een koekje!”
De deftige dame had natuurlijk nog wel een koekje voor de burgemeester. Even later schreeu de de papegaai: “Wie is die dikzak?” Nou moet je nog weten, dat de vrouw van de burgemees ter ontzettend dik was. Het mens viel bijna flauw van schrik! De deftige dame zei tegen de papegaai: “Morgen ga jij de deur uit?”, waarop de papegaai antwoordde: “Gooi die dikzak maar de deur uit!”
De burgemeester en zijn vrouw bleven niet lang. “O”, zei de papegaai zijn vrouwtje, “wat moet ik toch beginnen?” De papegaai had een goede oplossing gevonden. Hij zei: “Geef mij maar aan kinderen. Dat lijkt me veel leuker! Ouwe geit!”
Dat “geit” deed de deur dicht. De vrouw had er genoeg van. Zonde van die 150 gulden, dat wel, maar dit beest moest weg. Anders zouden al haar vriendinnen nooit meer op bezoek willen komen! Ze bracht het dier naar een school. “Willen jullie niet een papegaai hebben?” vroeg ze. Nou, de directeur van de school voelde er wel wat voor. “Zegt hij geen lelijke dingen?” vroeg hij nog. “Nee, hoor,” zei de vrouw, “bij mij tenminste niet!”
Op die school hebben ze nog jaren plezier van de vogel gehad. Hij was wel eens brutaal, maar dat vonden de kinderen wel leuk! En de papegaai, die leefde nog heel lang en gelukkig!
Bron: De verhaaltjesopa