Het kerstfeest van de kerstman
Uitgeput aait de kerstman zijn rendier. Hij mompelt wat en het rendier snuift. Zijn warme vochtige neus is vlakbij het oor van de oude man. Er trekt een rilling door het rendierlijf. Stoom komt uit zijn neusgaten. "Het zit erop, beestje," zegt de kerstman zacht. "Nu mag je rusten." Verdrietig kijkt de kerstman in de glanzende ogen van zijn trouwe lastdier. Het laat zijn kop zakken, alsof het zich schaamt voor zijn eigen vermoeidheid. "Ik ben ook moe," zegt de kerstman troostend. "We hebben hard gewerkt en ver gereisd."
Voorzichtig legt hij een deken over de rug van het rendier. Hij schudt even zijn hoofd. Waarom voelt hij zich teleurgesteld? Andere jaren kwam hij in de nacht van tweede kerstdag toch tevreden thuis? "Het was dit jaar anders," zegt hij zacht voor zich uit. Het rendier draait zijn kop half naar hem om. Dan zegt het, met woorden die alleen de kerstman kan verstaan: "Anders hoeft niet altijd slechter te zijn." De kerstman knikt, maar hij kan er nu niet in geloven. "Ga maar slapen," zegt hij enkel. Nog éen keer streelt hij de fluwelen nek en gaat de stal uit. Zacht sluit hij de deur achter zich.
Langzaam loopt hij naar zijn houten hut. Hij hijgt en worstelt tegen de wind in. Het is gaan sneeuwen, geen dwarrelende zachte kristallen, maar striemende verijsde vlokken. Binnen pookt hij het vuur op. Zuchtend schuift hij zijn gemakkelijke stoel dichter naar de haard en gaat zitten. Met een hand wrijft hij over zijn voorhoofd. Hij rilt, maar zijn voorhoofd gloeit. Buiten gaat de storm tekeer. De ijzige wind rukt aan de luiken voor de ramen, giert in de schoorsteen. Het dak maakt een roffelend geluid. De dakbalken kraken en steunen. De kerstman let er niet op. Hij voelt zich nog steeds verward.
Andere jaren genoot hij van dit moment. Moe maar voldaan zat hij dan in zijn stoel voor het vuur, zijn voeten op de kachelplaat. In de vlammen had hij weer al die blije gezichten gezien. Hoeveel kinderwensen waren niet in vervulling gegaan? Maar nu? Weer schudt hij zijn hoofd. "Wat is er toch met me aan de hand?" denkt hij. Hij doet zijn ogen dicht, leunt achterover in zijn stoel. Het gebulder van de wind klinkt al verder en verder... De geluiden worden doffer en doffer... De kin van de kerstman zakt op zijn borst.
Plotseling klinkt een krassende stem: "Arme man!" Geschrokken kijkt de kerstman op. "Arme man!" zegt de stem weer met een geluid alsof er takken kraken. Het komt uit de haard. De kerstman fronst zijn voorhoofd en staart naar het vuur. Dan ziet hij iets wat alleen de kerstman kan zien: boven het vuur op een dikke tak die uitsteekt, zit een klein grauw mormel. Het grinnikt geniepig.
Als de kerstman van zijn verbazing bekomen is, wordt hij boos. "Laat me met rust," moppert hij. "Moet je mijn kerstfeest soms verknoeien! Wie ben je eigenlijk?"
"Je beste vriend," zegt het mormel. "De stem in je hoofd. En ik wil je behoeden voor nog meer domme streken."
"Domme streken?" vraagt de kerstman onzeker.
"Ja, jaar in jaar uit breng je met Kerstmis overal op de wereld cadeaus rond. Ondanks je hoge leeftijd vertrek je telkens fris en vrolijk. Maar hoe kom je terug? Doodmoe, bekaf, versleten en uitgeput. Koud en kleumend en met lege zakken. Je bent en blijft een arme domme oude man."
Met lege zakken...? De kerstman veert op. "Nee!" roept hij. "De zakken voor de cadeaus zijn leeg, ja. Natuurlijk zijn die leeg. Maar de zakken van mijn broek... Wacht!" De kerstman staat op en pakt een trommeltje van de schoorsteen. Hij haalt het deksel eraf en kijkt erin. Het is leeg, tot op de glimmende bodem. Dan grijpt hij met beide handen tegelijk in de zakken van zijn broek. Hij haalt er iets uit dat alleen de kerstman kan zien en stopt het in de trommel. Hij pakt zijn pijp van de schoorsteen en gaat weer zitten, met de trommel op zijn schoot. Hij moet ineens weer denken aan de woorden van zijn rendier: "Anders hoeft niet altijd slechter te zijn." Een handvol zand lijkt ook weinig, denkt de kerstman. Maar ga de korrels maar eens tellen... Glimlachend kijkt hij naar het vuur. Hij knikt het kleine mormel boven de vlammen toe.
"Ik kom veel rijker terug dan ik ga," zegt hij. "Dit jaar viel het wat tegen, maar toch... Ik ben rijk."
"Laat je rijkdom dan maar eens zien!" roept de stem. Weer knikt de kerstman. Terwijl hij de trommel openmaakt, zegt hij zacht: "Geluk is een fijn poeder dat rond de kinderen zweeft. Uit elk huis waar ik kwam, nam ik een klein beetje mee." Dan zwijgt de kerstman. Hij denkt aan de andere jaren. Toen was zijn trommeltje altijd vol. Nu is het maar half vol. Hij heeft dit jaar zoveel lege huizen op de wereld gezien. Niemand woonde er. Er brandde geen licht, er speelden geen kinderen. En dan waren er de huizen waar veel te veel mensen woonden. Er werd hard gepraat en de kinderen maakten er ruzie. In die huizen kon de kerstman nauwelijks gelukspoeder vinden.
Hij zucht en kijkt naar het vuur. Het mormel grijnst nog steeds. "Ja," zegt de kerstman. "Ik was teleurgesteld. Maar als ik zuinig ben, heb ik genoeg poeder om er tot volgend jaar Kerstmis van te genieten."
De kerstman zucht tevreden en begint zijn pijp te stoppen met wat gelukspoeder.
"Heb je daar al die moeite voor gedaan," zegt het mormel spottend.
"Het is meer dan je denkt," mompelt de kerstman nog voordat hij zijn pijp aansteekt. "Hun geluk is mijn geluk."
Het mormel zwijgt. De wind fluit en huilt in de schoorsteen. De vlammen flakkeren hoog op en het hout knettert. Een grote wolk as vliegt de schoorsteen in. Het mormel is verdwenen.
Boven de pijp van de kerstman kringelt een gouden sliert rook. De kerstman leunt behaaglijk achterover. Wat een heerlijk kerstfeest, denkt hij tevreden. Mijn kerstfeest!
Bron: de volksverhalen