De Schimmel van de Sint.
Het was heel rustig in het hoofdkwartier van Sint Nicolaas. De sint zelf lag op een rustbank een beetje uit te rusten van al dat werk, dat hij in Nederland moest doen. Telkens weer ergens schoenen vullen en steeds maar weer naar een sinterklaasfeestje van de voetbalclub, de tennisclub of een school ergens in het land. Nee, de sint wilde nu even rust!
De Pieten zaten allemaal in de Pietenkamer. Sommigen waren ook maar even op hun bed gaan liggen om uit te rusten, maar de meesten zaten rustig wat met elkaar te praten. Opeens stond één van de Pieten op. Het was de PaardenPiet. Hij zorgde al jaren voor het witte paard, de Schimmel van Sint Nicolaas. Hij liep de kamer uit, de gang op, de buitendeur uit en toen regelrecht naar de stal. Toen hij daar aankwam, kon hij zijn ogen niet geloven! Nergens was het paard te bekennen! De box, waar het dier altijd stond was leeg. Zelfs het zadel was verdwenen! Het leek wel of er lood in zijn schoenen zat toen hij op weg ging naar de Sint. Zo moeilijk had hij nog nooit gelopen!
Maar eindelijk was hij bij de kamerdeur van de Sint. O, hoe moest hij dat nou aan die goedheilig man vertellen? Hij deed de deur open en meteen stoof Sint Nicolaas overeind. Hij was geschrokken van de Piet, die binnen was gekomen. “Wat is er? Kan je me nou niet even laten liggen?”, vroeg de oude man. De tranen stonden onze paardenpiet in de ogen, toen hij zijn verhaal vertelde. “Ach Piet”, zei de Sint, “we vinden er wel een oplossing voor!”
En zo kwam het, dat de Sint in de ene plaats op een geleend zwart paard reed en in een volgende plaats op een boerentractor! Ook reed hij wel eens in een heel luxe auto en ook wel eens in een koets met wel vier paarden er voor! Alle Pieten werkten elke dag weer hard mee met de Sint. Maar er was één Piet, die daar niet aan mee deed. En dat was de paardenpiet! Die arme Piet was zo verdrietig, dat zijn lievelingspaard zomaar was verdwenen, dat hij besloten had het paard in zijn eentje te gaan zoeken!
De paardenpiet was er zeker van, dat het paard nog in de buurt moest zijn. Niemand gaat op de rug van een opvallend witte schimmel van de ene stad naar de andere reizen. Nee, dat paard moest nog steeds in de buurt zijn van de stad, waar het hoofdkwartier van Sint Nicolaas was. Piet dacht, dat hij het beste maar eens bij een paar boeren in die plaats kon gaan kijken.
Hij bedacht ook een mooi smoesje om bij die boeren langs te gaan. Dat probeerde hij al bij de eerste boer, waar hij aanklopte. “Beste boer”, zei Piet, “de schimmel van mijn baas is verdwenen en nou zoek ik een nieuw paard voor hem. En als U toevallig een schimmel hebt, dan zou ik die graag willen huren voor de paar dagen, dat de Sint nog in Nederland is”,
De boer had geen paarden over, zei hij. “Mag ik even in de stal kijken?”, vroeg Piet nog en dat mocht. Nee hoor, alleen twee bruine paarden en één bijna zwart paard. “Die kan je echt niet lenen”, zei de boer, “die heb ik zelf veel te hard nodig.
Dan maar naar de volgende boer. Daar ging het al precies zo als bij die eerste. De boer had wel een paar paarden, maar ook hij kon er niet één missen. Een schimmel had die tweede boer ook al niet! Er waren heel wat boeren rond om het stadje. Piet bezocht nog een derde, een vierde en een vijfde en toen ging hij verdrietig naar het hoofdkwartier terug. Hij had vreselijk veel gelopen. Zijn voeten deden er nog zeer van, maar de schimmel was weg en hij bleef weg!
De volgende dag ging de paardenpiet weer op pad. Hij was alweer uitgerust en vol goede moed ging hij naar de zesde boer. En naar de zevende en ook nog eens naar de achtste! Nergens was een schimmel te vinden. Bij één boer mocht hij een paard voor de Sint huren, maar dat was zo’n oud beestje, dat de paardenpiet bang was, dat de rug van het dier zou breken, wanneer Sint Nicolaas er op zou gaan zitten! Op naar de negende boer. En daar gebeurde iets vreemd! Ook bij deze boer mocht Piet de stallen bekijken. Nee, een schimmel had deze boer niet, zei hij. En in de stal vond Piet dan ook alleen maar bruine paarden. Maar één van die bruine paarden begon heel luid te hinniken toen Piet binnenkwam. “Als het dier niet bruin was, zou je haast denken, dat het de schimmel van de Sint is!”, dacht onze Piet. Maar ja, dit dier was echt bruin! En Piet ging maar weer verder! Hij bezocht nog een tiende en een elfde boer en toen was het al bijna donker. Weer was er een dag voorbij gegaan en nog was de schimmel niet terug!
Piet bleef maar aan dat ene, bruine paard denken dat zo gehinnikt had. Hij besloot nog eens terug te gaan naar die boer. Het was weer een lange wandeling en onderweg merkte Piet al, dat bij alle boerderijen zakken met vuilnis buiten stonden. De vuilnisauto zou zo wel komen, om al die zakken op te halen. Ook bij de boer, waar hij nog eens wilde kijken stond een vuilniszak. De zak stond open en Piet kon er in kijken. Hij kon zijn ogen niet geloven! Boven in de zak lagen wel 20 doosjes van een bruine haarverf! Zou die boer de schimmel een ander kleurtje hebben gegeven. Piet nam alle doosjes mee en liep er mee naar de stal. De boer kwam hem al tegemoet. “Ben je er nou al weer?”, vroeg de boer kwaad. Piet liet de lege doosjes zien. De boer schrok er van! Piet liep direct naar de “bruine schimmel”. Hij zei: “Ga je mee naar Sint Nicolaas?”. Weer hinnikte het dier, maar nu nog luider. “Lelijke boer, jij bent een paardendief!”, zei Piet nog. “Hoe kan ik het weer goed maken?”, vroeg de man. Piet vertelde hem zijn plannetje en samen reden ze even later met de auto van de boer naar de stad. Daar gingen ze naar dezelfde winkel, waar de bruine verf was gekocht maar nu kochten ze daar 20 doosjes van een bijna witte haarkleur. En zo kreeg het paard van Sint Nicolaas zijn oude kleur weer ongeveer terug. Trots als een pauw reed de paardenpiet weer terug naar het hoofdkwartier van de Sint. Toen hij wegreed zei hij nog tegen de boer: “Eigenlijk zou je naar de gevangenis moeten, maar ik heb medelijden met je! Maar een cadeautje op 5 december? Dat kun je wel vergeten!”
Bron: De Verhaaltjesopa