zaterdag 5 juni 2010

Avontuur in de bergen


Jaap was met zijn broertje Guus en met zijn papa en mama nu al weer drie dagen in een heel mooi dorpje in de bergen van Zwitserland. Ze zaten met hun caravan op een heel rustige camping in een schitterende omgeving. In het dorpje, vlak bij de camping waren een paar winkeltjes en er was het dalstation van een kabelbaan. Met die kabelbaan kon je heel hoog de bergen in om daar prachtige bergwandelingen te gaan maken. Jaap had al een paar keer naar de cabines gekeken, die achterelkaar naar boven gingen. "Wanneer gaan wij nou eens?", vroeg hij op die derde dag. Papa vertelde, dat het kabelbaantje erg duur was en dat ze niet elke dag zo'n uitstapje konden maken. Maar morgen, beloofde hij, dan gingen ze naar boven!
De volgende dag stonden ze al vroeg klaar voor de grote bergwandeling. "Zal ik mijn draagbare telefoon meenemen?", vroeg papa. Mama vond dat niet nodig maar papa deed het toch maar. Je wist nooit wie je nodig kon hebben.
Zowel Jaap als Guus had een rugzak op zijn rug en daarin zat wat te drinken voor onderweg, een appel en een paar broodjes. Dat was voor de picknick, tussen de middag. Met de kabelbaan gingen ze met zijn vieren naar boven. Halverwege moest nog een keer worden overgestapt op een stoeltjeslift en na een hele lange reis stonden ze boven op een berg. In de verte zagen ze de besneeuwde toppen van andere bergen en zelfs vlak bij het eindpunt van de lift lag nog een flinke rand zwart geworden sneeuw.
De rugzakken gingen om (ook papa had er één op zijn rug) en de wandeling begon. Eerst ging het een stukje bergafwaarts, maar later steeg de weg weer behoorlijk. In de verte zagen ze een hoge bergtop en daar wilden ze naar toe proberen te lopen. Maar steeds als de top wat dichterbij leek te komen zat er weer een dal tussen. Dus eerst weer dalen en dan weer flink klimmen!
Toen het tegen één uur liep besloten ze eerst wat te gaan eten en drinken. De jongens en papa deden hun rugzakken af en mama deelde het eten en drinken uit. Wat smaakte dat lekker, zo hoog in de bergen. Jaap had al gauw genoeg van het eten. Hij wilde de omgeving wel eens verkennen. Opgewonden kwam hij even later terug. "Jullie moeten eens komen kijken!", schreeuwde hij. "Ja hoor, eerst even mijn broodje en mijn appel opeten!", zei papa. Jaap stond er maar bij te springen en even later gingen de andere drie met Jaap mee om zijn ontdekking te bewonderen. Nou, wat ze zagen was werkelijk schitterend!. Jaap had een steile afgrond ontdekt en van waar ze nu stonden konden ze bijna loodrecht naar beneden kijken. Daar zagen ze het dorpje liggen. Wat was alles klein. Toen ze heel goed keken zagen ze aan het einde van de rij palen van de kabelbaan hun camping en zelfs hun caravan konden ze zien staan!
Het eten was op en voor ze verder gingen lopen mochten de jongens nog even wat rondrennen. Guus zat Jaap achterna en Jaap rende lachend weg. Guus kon hem maar niet inhalen. Soms liet Jaap hem wat dichterbij komen om dan plotseling weer achter een paar grote stenen weg te duiken. En toen gebeurde het! Opeens klonk er een vreselijke gil! Papa en mama renden naar de bergwand om te ontdekken, dat Jaap was verdwenen! Jaap was uitgegleden op het gras en vlak bij de steile helling naar beneden gevallen. "Ligt Jaap nu helemaal beneden?", vroeg Guus angstig. Papa liep langs de steile helling een bocht om. Gelukkig! Daar zag hij Jaap. De jongen was een heel eind naar beneden gevallen en gelukkig had een flinke struik, die daar op een richel groeide hem gered. Jaap lag tegen de struik aan en papa hoorde hem huilen. "Jaap! We zullen hulp voor je halen! Blijf zo stil mogelijk liggen!", riep papa. Meteen pakte hij zijn telefoon en belde hij het enige nummer, dat hij in de omgeving kende, dat van de camping. De beheerder van de camping beloofde meteen de bergreddingswacht te bellen en nog geen kwartier later kwam er opeens een helikopter aanvliegen. Nog even later hing het toestel boven de bergrand waar Jaap op lag. Het deurtje van de heli ging open en langzaam daalde een man langs een draad naar beneden af. Even later stond hij al naast Jaap. Hij nam de jongen in zijn armen en samen werden ze de helikopter ingehesen. Wat waren Guus, papa en mama blij, toen de heli even later naast hen op de berg landde. Jaap kon weer uitstappen en het eerste wat hij zei was: "Ik was wel bang! Maar jullie hebben nog nooit in een helikopter gevlogen en ik wel!"

Bron: De verhaaltjesopa