Heel lang geleden gingen gingen twee mensen op reis; Jozef en Maria.
Ze gingen naar Bethlehem. Dat moest. De keizer van het land waar ze
woonden, wilde weten over hoeveel mensen hij de baas was en daarom
moest iedereen zijn naam laten opschrijven in de plaats waar hij
vandaan kwam. Jozef kwam uit Bethlehem en daarom was hij,
samen met Maria op reis gegaan. Het was een verre reis.
En Maria was moe.
Ze verwachtte een kindje en dat zou gauw geboren worden. Gelukkig
hadden ze een ezel meegenomen. Daar kon Maria op zitten, als haar
voeten pijn gingen doen en haar buik zo zwaar voelde.
Als ze eindelijk in Bethlehem aankomen is het al bijna donker.
Het is er druk, er zijn veel mensen die een plaats zoeken voor de nacht.
Jozef kijkt bezorgd naar Maria. Wat zullen we doen?
"We blijven hier niet", zegt Maria. "Ik wil ergens zijn waar
het rustig is. Ik voel dat het kindje gauw geboren zal worden,
weet jij geen goed plekje?" Jozef denkt even na.
"Kom ", zegt hij dan.
Hij neemt de ezel bij de teugels en samen gaan ze het stadje weer uit,
naar het grote veld rond Bethlehem. Daar vinden ze een klein huisje.
Een schuilplaats voor de herders en de schapen als het slecht weer is.
Het is er niet mooi. Maar het is er warm en rustig en er is schoon, zacht hooi
om een bed van te maken. Maria kijkt rond en lacht tegen Jozef.
"Hier is het goed", zegt ze. In die nacht wordt Maria's kindje
geboren. Ze heeft geen mooie kleertjes meegenomen voor het Kindje,
maar ze heeft wel zachte doeken, waar ze het Kindje inwikkelt.
Daarna legt ze het voorzichtig in een kribbe, die Jozef gevuld heeft
met het zachtste en schoonste hooi dat hij kon vinden.
Ze kijken naar elkaar. Ze zijn blij en gelukkig. "We noemen hem
Jezus", zegt Maria. En Jozef knikt.
Buiten op het veld zijn de herders. Ze passen op hun schapen. Het is
een heel gewone nacht.
Dan ineens... is er een helder licht, alsof het dag wordt.
En daar staat een engel voor hen. Een engel die licht uitstraalt
naar alle kanten.
De engel zegt: "Wees maar niet bang . Ik kom jullie een boodschap
brengen van God. Jullie zullen allemaal erg blij zijn. In Bethlehem is
een bijzonder Kindje geboren. Een Kind dat alle mensen gelukkig
zal maken. Ga Hem zoeken.
Zijn naam is Jezus en Hij ligt in een kribbe".
Opeens is er nog meer licht en de lucht is vol met engelen.
Samen zingen zij een lied: "Ere zij God. God houdt van de mensen.
Vrede op aarde waar alle mensen zo naar verlangen!"
Ze gingen naar Bethlehem. Dat moest. De keizer van het land waar ze
woonden, wilde weten over hoeveel mensen hij de baas was en daarom
moest iedereen zijn naam laten opschrijven in de plaats waar hij
vandaan kwam. Jozef kwam uit Bethlehem en daarom was hij,
samen met Maria op reis gegaan. Het was een verre reis.
En Maria was moe.
Ze verwachtte een kindje en dat zou gauw geboren worden. Gelukkig
hadden ze een ezel meegenomen. Daar kon Maria op zitten, als haar
voeten pijn gingen doen en haar buik zo zwaar voelde.
Als ze eindelijk in Bethlehem aankomen is het al bijna donker.
Het is er druk, er zijn veel mensen die een plaats zoeken voor de nacht.
Jozef kijkt bezorgd naar Maria. Wat zullen we doen?
"We blijven hier niet", zegt Maria. "Ik wil ergens zijn waar
het rustig is. Ik voel dat het kindje gauw geboren zal worden,
weet jij geen goed plekje?" Jozef denkt even na.
"Kom ", zegt hij dan.
Hij neemt de ezel bij de teugels en samen gaan ze het stadje weer uit,
naar het grote veld rond Bethlehem. Daar vinden ze een klein huisje.
Een schuilplaats voor de herders en de schapen als het slecht weer is.
Het is er niet mooi. Maar het is er warm en rustig en er is schoon, zacht hooi
om een bed van te maken. Maria kijkt rond en lacht tegen Jozef.
"Hier is het goed", zegt ze. In die nacht wordt Maria's kindje
geboren. Ze heeft geen mooie kleertjes meegenomen voor het Kindje,
maar ze heeft wel zachte doeken, waar ze het Kindje inwikkelt.
Daarna legt ze het voorzichtig in een kribbe, die Jozef gevuld heeft
met het zachtste en schoonste hooi dat hij kon vinden.
Ze kijken naar elkaar. Ze zijn blij en gelukkig. "We noemen hem
Jezus", zegt Maria. En Jozef knikt.
Buiten op het veld zijn de herders. Ze passen op hun schapen. Het is
een heel gewone nacht.
Dan ineens... is er een helder licht, alsof het dag wordt.
En daar staat een engel voor hen. Een engel die licht uitstraalt
naar alle kanten.
De engel zegt: "Wees maar niet bang . Ik kom jullie een boodschap
brengen van God. Jullie zullen allemaal erg blij zijn. In Bethlehem is
een bijzonder Kindje geboren. Een Kind dat alle mensen gelukkig
zal maken. Ga Hem zoeken.
Zijn naam is Jezus en Hij ligt in een kribbe".
Opeens is er nog meer licht en de lucht is vol met engelen.
Samen zingen zij een lied: "Ere zij God. God houdt van de mensen.
Vrede op aarde waar alle mensen zo naar verlangen!"