Het gebeurde op een avond
door Ria Vergeer van der Laan
Twee kinderen, een jongen en een meisje zaten aan tafel te eten toen, plotseling de bel ging.
Er stond een hele grote fiets voor de deur met een kaartje eraan.
Deze fiets is voor de kinderen van dit huis.
Wie op mij fietst komt overal waar hij naar toe wil.
Het jongetje die de deur open deed was heel blij.
Hij wilde het eerst op de fiets, en wist al waar hij heen wilde.
-----------------------------
Het meisje zei: waar ga je naar toe dan.
Het jongetje zei naar de andere kant van de wereld.
Maar het meisje zei dat is veel te ver.
De jongen stapte op de fiets.
Hij ging heerlijk de fiets ging snel.
In zijn hoofd hoorde de jongen ineens waar wil je heen met mij.
---------------------------
De jongen zei ik wil naar mijn vriendje kijken wat hij voor lekkers eet.
Direct ging de fiets heel hard voor uit de bochten door en stopte voor de deur van het vriendje.
De deur ging open het vriendje zei wat kom je doen??
Het jongetje zei ik wil weten wat jij aan het eten bent.
Ik eet pannenkoek zei het vriendje.
Mmmmm die lust ik ook wel zei het jongetje.
---------------------
Ik haal er een voor je zei het vriendje.
De jongen smulde lekker was dat.
Ik ga weer hoor zei hij en stapte op de fiets.
Weer hoorde hij in zijn hoofd waar wil je naar toe.
De jongen zei ik wil naar huis.
De fiets ging weer heel hard vooruit, de bochten door en stopte voor de deur van het huis.
Het meisje zei wat ben je gauw terug,
Maar de jongen zei ik ben helemaal bij mijn vriendje geweest en heb ook nog een pannenkoek gekregen van hem.
Het meisje wilde het niet geloven.
Nu mag ik zei het meisje ze stapte op de fiets en de fiets ging heerlijk.
In eens hoort het meisje in haar hoofd waar wil je naar toe.
--------------------
Het meisje zei ik wil naar de dierentuin.
De fiets ging heel hard en ja hoor de fiets stopte bij de dierentuin.
De poort was nog open het meisje keek bij alle dieren,
Dan stapt ze weer op de fiets.
En weer hoorde ze waar wil je naar toe.
Het meisje wilde overal nog wel heen maar ze zei toch naar huis.
----------------------
De fiets ging weer heel hard en stopte voor haar huis.
De kinderen zeiden deze fiets moet in de schuur.
Ze deden het slot goed erop.
Ze vertelde aan de vader en moeder van de fiets.
Papa lachte wat en Mama zei het is bedtijd kinderen.
Toch waren de kinderen blij met de fiets.
Toen ze later op de avond op bed lagen vertelde ze aan elkaar waar ze allemaal met de fiets naar toe wilde gaan.