zondag 16 januari 2011

De Rodelbaan

De Rodelbaan.

Rodelbanen zijn er in twee soorten. Je hebt banen voor in de zomer, maar ook voor in de win­ter. Deze keer een verhaal over zo’n baan in de winter!
In deze Kerstweken gaan veel mensen naar de wintersport en daar vind je ook vaak van die rodelbanen. Ze zijn helemaal van sneeuw en ijs gemaakt en de sleetjes gaan nog veel sneller, dan op zo’n zomerbaan.
Het verhaal gaat over de familie Jacobs. Het gezin bestaat uit een vader, een moeder, een jong­en (die heet Jan) en een meisje (dat heet Rietje). Een dag nadat de laatste schooldag voorbij was, op een zaterdag, ging het hele gezin met hun auto naar Oostenrijk, naar de wintersport! Ze hadden voor iedereen ski’s meegenomen en in de auto zat het hele gezin te zingen van plezier! Hoera, eindelijk vakantie!
Toen het donker begon te worden, zocht vader Jacobs een hotelletje op. Daar hebben ze ‘s avonds lekker gegeten, toen vroeg naar bed om de volgende morgen al weer vroeg verder te kunnen reizen.
De  dag daarop, een zondag dus, kwamen ze om een uur of drie bij hun vakantiebungalow aan. Het feest kon beginnen.
Nadat ze voor de eerste keer in de voor hen vreemde bedden hadden geslapen gingen ze op de eerste echte vakantiedag eerst eens naar de skiliften kijken. Hun ski’s hadden ze natuurlijk ook bij zich. Vader nam een 10-rittenkaart voor het hele gezin en al gauw gingen ze met de skilift omhoog, naar de top van de berg. En toen natuurlijk lekker naar beneden skiën. Het ging zo goed, dat ze nog een paar keer omhoog en omlaag gingen. Tijdens de derde afdaling, langs een andere route, zagen Jan en Rietje nog iets interessants! Een schitterende rodelbaan! Daar moesten en zouden ze ook eens vanaf! Maar voor deze dag hadden ze al genoeg gedaan. Nog even een lekkere pizza in een restaurant en ‘s avonds nog wat televisie kijken en dan maar weer naar bed.
De dag daarop, dinsdag, ging het hele gezin naar de rodelbaan. Ze zagen andere mensen in sleetjes pijlsnel naar beneden suizen. Dat leek hen ook wel wat! In vier sleetjes achter elkaar gingen papa, mama, Jan en Riet naar beneden. Papa durfde het snelst te gaan. Die was als eerste vertrokken en al gauw zagen de anderen hem niet meer! Mama bleef bij de twee kinde­ren. Soms probeerden ze wat af te remmen, wanneer het wel erg hard dreigde te gaan, maar meestal lieten ze de slee zijn gang maar gaan. In de bochten lag de slee helemaal schuin! Wat een snelheid! Veel te gauw was iedereen weer beneden. Papa vond het prachtig maar van ma­ma hoefde het niet zo nodig. “Het gaat allemaal zo snel, ik werd er bang van!”, zei ze. Daar snapten Jan en Rietje niks van. Met zo’n vaart van een berg af glijden, dat was toch het mooi­ste wat er was? Met een skiliftje gingen ze samen weer naar boven om nog een keer op de rodelbaan naar beneden te glijden. Nu namen ze een grotere slee. Daar konden ze met z’n tweeën op. Jan had een horloge met een stopwatch en toen ze weggeduwd werden drukte hij de stopwatch in. Met een vaart schoten ze naar beneden. Toen de slee onderaan weer stopte, drukte Jan weer op de stopwatch. “Acht minuten, 12,3 seconde”, zei hij. Dat moest sneller kunnen! Gauw weer naar boven voor een nieuwe poging!
Nu probeerden Jan en Rietje nog sneller te glijden. Elke bocht werd zo snel mogelijk genomen tot de hele scherpe vierde bocht kwam. Daar ging het mis! De slee schoot uit de rodelbaan. Rietje en Jan vielen er van af en de slee schoot door de lucht. Met een grote boog kwam de slee weer op de grond terecht, kantelde nog een keer en viel uiteindelijk met een klap boven op het rechterbeen van Jan. Die gilde het uit van de pijn! Rietje wist niet, wat ze nu moest doen. Ze was bang, dat Jan zijn been had gebroken. Toen kwam er weer een slee naar beneden sui­zen. “Help, Help!”, riep Rietje. In de slee zat een man, die zijn slee wist te stoppen. “Wat is er gebeurd?”, vroeg hij. “De slee is bovenop Jan gevallen!”, zei Rietje. “Ik ga hulp halen!”, zei de man nog en weg was hij alweer. Naast de rodelbaan zaten Jan en Rietje te wachten op wat er ging gebeuren.

Daar kwamen al een paar skiërs aan, met een raar soort slee, dat net op een banaan leek. Jan werd voorzichtig opgetild en in de banaan gelegd. Rietje kon met een vrouw mee naar bene­den, die met haar slee ook even gestopt was. Toen ze beneden kwam, zag ze hoe Jan in een ziekenauto werd gelegd. Papa ging ook mee met de ambulance, mama bleef bij Rietje.
Toen papa en Jan in het ziekenhuis aan kwamen stonden er al een paar mensen klaar om ze op te vangen. Bij Jan was alleen een bot in zijn onderbeen gebroken. Het been werd door een dokter goedgelegd en toen in een gipsverband gezet. Een tijdje later had Jan een echt, hard gipsbeen. Gelukkig viel de pijn wel mee, maar Jan dacht steeds: “Hoe kom ik nou thuis met zo’n stijf gipsbeen!”
Maar ook dat kwam nog goed. Papa had aan de ANWB verteld, wat er was gebeurd en Jan werd geboekt voor de eerstvolgende gipsvlucht! Vier dagen later werden Jan en mama naar het vliegveld van Innsbruck gebracht. Daar kreeg Jan een mooi plaatsje, vlak bij een raam. Mama zat vlak bij hem. Papa zou met de auto (en natuurlijk met alle bagage en met Rietje) naar Ne­derland terug gaan.
Eigenlijk vond Jan het wel een mooi avontuur! Uit het raampje zag hij de besneeuwde bergen. Ze vlogen jammer genoeg te hoog, anders had hij hun auto met papa en Rietje misschien ook nog kunnen ontdekken!
Het vliegtuig landde na een klein uurtje op het vliegveld van Eindhoven. Jan werd uitgeladen en met een ziekenauto naar het ziekenhuis gebracht. Een dokter maakte röntgen-foto’s van zijn been. “Nou”, zei hij, “dat hebben ze daar in Oostenrijk netjes gedaan. Je zult nog een paar dagen bij ons moeten blijven, maar daarna zullen we je loopgips geven, dan kan je tenminste lopen!”
De volgende dag kwamen ook papa en Rietje weer terug. En zo was alles toch weer goed gekomen!
Bron: De vehaaltjesopa