De dochter van de zon
Een Russisch wondersprookje over zes wonderbaarlijke helpers
In het land van de Eskimo's was eens een jager met zijn rendierslee op weg over de bevroren sneeuwvelden, toen hij voor zich plotseling een heuveltje van sneeuw zag waarop een man zat, die geen bontmuts op zijn hoofd droeg en toch nog niet bevroren leek. De jager stuurde zijn rendierslee tot bij de man, die met zijn blote hoofd de poolkou trotseerde.
"Waarheen?" vroeg de man op het heuveltje met het blote hoofd.
"Ik jaag hier op bevel van de Tsaar," was het antwoord. "Volgens de overlevering heeft de zon een dochter die heel grillig is. Haar moet ik vinden en als ik haar gevonden heb, moet ik met haar trouwen, zodat de zon ons vaak zal komen opzoeken en het hier wat warmer wordt. Maar wat zit jij hier zo zonder muts in de kou. Wat ben jij voor een man?"
"Een die alles zien en horen kan! Niets op de wereld met zijn vreugde en zorgen blijft voor mijn ogen en oren verborgen."
"Dat treft goed! Dan kun je me helpen de dochter van de zon te vinden. Stap op mijn slee en ga met me mee!"
Het tweetal trok verder tot ze een heuveltje zagen waarop een man zat, die gewapend was met pijl en boog.
"Wat ben jij voor een man?" vroegen de twee op de slee.
"Een die zijn doel nooit missen kan. Met pijl en boog raakte ik steeds al wat rende en vloog!"
"Dat treft goed! Dan kun je ons helpen de dochter van de zon te vinden. Stap op de slee en ga met ons mee!"
Het drietal trok verder tot ze een heuveltje zagen waarop een man zat, die het ene moment rechtop stond en het andere moment in elkaar dook alsof hij voor iets wilde wegkruipen.
"Wat ben jij voor een man?" vroegen de drie op de slee.
"Een die alles vangen kan! Zien jullie daar die rendierkoe met haar kalfje? Die twee wil ik vangen! Ik loop zo snel als de wind. Omdat dat eigenlijk een beetje te snel is naar de zin van de Tsaar heeft hij een ijzeren bal aan mijn been laten vastketenen. Maar dat belet me niet nog even hard te rennen als een rendier."
"Dat treft goed! Dan kun je ons helpen de dochter van de zon te vinden. Stap op de slee en ga met ons mee!"
Het viertal trok verder tot ze bij een hoge berg kwamen. Voor die berg zat een reus met een erg lange neus die bedekt was met sneeuw en waaraan ijspegels hingen.
"Wat ben jij voor een reus met sneeuw op je neus?"
"Ik ben de sterkste reus die te vinden is in deze koude streken. Ik kan sneeuwruimen en ijs breken. Ik kan bergen omduwen en de wind laten luwen!"
"Dat treft goed! Dan kun je ons helpen de dochter van de zon te vinden. Stap op de slee en ga met ons mee!"
Het vijftal trok verder tot ze bij een hoge rots kwamen, waaruit een spitse piek naar voren stak en op die spitse piek zat een man met een muts van sneeuw op zijn hoofd.
"Wat ben jij voor een man?" vroegen de vier op de slee en de reus die ernaast liep.
"Een die sneeuwstormen maken kan. Als ik mijn hoofd heen en weer schud, vliegen de sneeuwvlokken in het rond van horizon tot horizon. Of dachten jullie dat ik dat niet kon?"
"Zeker wel! Een man die sneeuwstormen kan maken, hebben we net nodig! Jij kunt ons helpen de dochter van de zon te vinden. Stap op de slee en ga met ons mee!"
Het zestal trok verder tot ze kwamen bij een man, die met getuite lippen aan de oever van een groot meer zat.
"Wat ben jij voor een man?"
"Een die de zee leegdrinken kan! Met kleine vis en grote vis en al wat in het water is!"
"Dat treft goed! Dan kun je ons helpen de dochter van de zon te vinden. Stap op de slee en ga met ons mee!"
Het zevental trok verder tot ze gekomen waren bij een huis met muren van ijs en een dak van ijs. Het ijs was niet doorzichtig en de deur van het huis was op slot.
"Dat betekent niets voor mij," zei de man die alles kon zien en horen. Hij keek naar binnen en floot tussen zijn tanden. "Daarbinnen zit een heel mooi meisje!" zei hij. "Ze straalt als de zon, dus het zal zijn dochter zijn!"
Nu nam de man die altijd raak schoot, pijl en boog en hij schoot het slot van de deur stuk. De deur sprong open en zes van de zeven gingen het huis in. De reus bleef buiten, want hij was te groot. Van binnen was het huis vol van een gouden licht dat van het mooie meisje afstraalde. De dochter van de zon had helblond haar. Ze droeg koperen sieraden die blonken als zonneschijn op water.
"Wie zijn jullie en hoe komen hier zes mannen zomaar binnenvallen?" vroeg ze.
"We zijn op zoek naar de dochter van de zon," zei de jager die het woord deed.
"Dan zijn jullie al een heel eind in de goede richting," zei het meisje en ze lachte zonnig. "Maar jullie zijn er nog niet helemaal. Laat ik nu eerst eens iets lekkers voor jullie klaarmaken, want jullie zullen wel honger hebben. Ik zal beginnen met een vuur te maken, want jullie zullen het wel koud hebben ook!"
Ze ging de kamer uit en kwam even later terug met een vracht hout dat de warme kleur van rood koper had.
Ze legde het hout neer, ging weer de kamer uit en kwam terug met een vracht hout dat de kleur van ijzer had: zwartgrijs. Toen legde het meisje een paar dunne aanmaakhoutjes in de haard. Die stak ze aan en toen het vuur opvlamde, gooide ze de koperkleurige en de ijzerkleurige houtblokken op het vuur. Een dikke wolk steeg op uit het hout, vulde de kleine ruimte en verblindde de zes mannen. Toen de rook optrok, was het meisje spoorloos verdwenen. Voor ze wegging had ze in de ijsmuur gekrast:
Zeven dwazen willen mij vinden
maar het vuur zal hen verslinden!
De vlammen sprongen uit de haard en de kleren van de zes mannen begonnen te branden. Maar de man met de sneeuwmuts op, schudde zijn hoofd en een hevige sneeuwjacht vulde het kleine vertrek en doofde alle vlammen. De zes mannen wilden nu het huis verlaten, maar dat kon niet meer: de deur zat stevig op slot. Maar de reus, die buiten op wacht stond en hoorde hoe de anderen aan de deur rukten, gaf met zijn neus een tikje tegen de deur en dat was al genoeg. De deur vloog open en de zes mannen kwamen naar buiten.
Nu was het weer de beurt van de man die alles zag en hoorde. Hij moest uitvinden waar de dochter van de zon zich verborgen hield. "Ze is een heel eind hier vandaan!" riep hij, na even gekeken en geluisterd te hebben in alle vier windrichtingen. "Ze denkt dat ze ons kwijt is en zit stilletjes in haar vuistje te lachen!"
Nu rende de snelle loper in de richting, die de man die alles zag en hoorde hem aanwees. Deze laatste keek hem na en zei: "Met die ijzeren bal aan zijn been gaat hij niet snel genoeg om de dochter van de zon in te halen."
De man die nooit miste, spande zijn boog, legde er een pijl langs en schoot - zzzoem! - van heel ver weg - krrrak! - de ketting, waaraan de ijzeren bal zat, doormidden. De hardloper verdubbelde dadelijk zijn snelheid!
De man die alles zag en hoorde, keek hem na en riep opgewonden: "O, wat een pech! De hardloper wordt tegengehouden door een diep meer. De dochter van de zon is er overheen gesprongen en staat hem aan de overzijde uit te lachen!"
De man die de zee kon leegdrinken, rende naar het meer. Pas na een paar uur kwam hij er aan, maar van het lopen had hij zo'n geweldige dorst gekregen dat hij zonder te rusten bij het water neerknielde en het meer leegslurpte. Nu kon de hardloper weer verder en na een paar spannende ogenblikken lukte het hem de dochter van de zon in te halen en te vangen.
De hardloper en de meerdrinker droegen het gevangen meisje terug naar de vijf anderen.
Alle acht (de dochter van de zon die er nu bij hoorde meegeteld) begonnen ze aan de terugweg.
Toen ze bij de plek waren gekomen waar de meerdrinker op de slee was gesprongen, zei de jager: "Hartelijk dank voor wat je hebt gedaan, maar hier moet ik je laten staan! Ga nooit meer van het meer vandaan en zorg dat alles blijft bestaan wat onder water steeds wil gaan. Vanaf vandaag ben je de bewaker van al wat in het water leeft en wat fris water nodig heeft."
Het zevental trok verder tot ze waren gekomen bij de plek waar de man met de sneeuwmuts op de slee was gesprongen.
De jager zei: "Hartelijk dank voor wat je hebt gedaan, maar hier moet ik je laten staan! Ga nooit meer van je rots vandaan. Jij regelt alle sneeuw voortaan!"
Het zestal trok verder tot ze waren gekomen bij de plek waar de reus zich bij de anderen had gevoegd.
De jager zei: "Hartelijk dank voor wat je hebt gedaan, maar hier moet ik je laten staan! Ga niet meer hier vandaan en zorg voor alle dieren die op vier voeten gaan!"
Het vijftal trok verder tot ze waren gekomen bij de plek waar de hardloper op de slee was gesprongen.
De jager zei: "Hartelijk dank voor wat je hebt gedaan, maar hier moet ik je laten gaan! Jij hoeft niet stil te blijven staan, maar jij zult voortaan jagen gaan op dieren die van roof bestaan!"
Het viertal trok verder tot ze waren gekomen bij de plek waar de boogschutter op de slee was gesprongen.
De jager zei: "Hartelijk dank voor wat je hebt gedaan, maar hier moet ik je laten staan! Jij gaat alleen op jacht voortaan bij 't schijnen van de volle maan!"
Het drietal trok verder tot ze waren gekomen bij de plek waar de man die alles zien en horen kon op de slee was gesprongen.
De jager zei: "Hartelijk dank voor wat je hebt gedaan, maar hier moet ik je laten staan. Wees wijs en draag een muts voortaan, geen levend ding kan jou ontgaan, jij krijgt een mooie taak voortaan. Let erop dat alle kinderen, die in deze streken worden geboren, scherp kunnen zien en scherp kunnen horen!"
Nu trok de jager verder, samen met de dochter van de zon, naar het hoge Noorden waar hij zijn speurtocht was begonnen. Toen ze op de noordpool waren aangekomen, trouwden ze. Nu ze getrouwd was, verloor de dochter van de zon haar grilligheid, zodat voortaan ook in het hoge Noorden warmte en licht doordrongen. Eens in het jaar kwam de zon zijn dochter bezoeken en dan was het zelfs eventjes warm, zodat de jager zijn pelsmuts afzette uit eerbied voor zijn machtige schoonvader.