zondag 25 april 2010

Vakantie aan Zee.

Vakantie aan Zee.

Het was midden in de zomer, dat Petra met haar broer Tim en met haar vader en moeder met hun camper kampeerde in de buurt van Schoorl. Het was een mooie camping en bijna altijd gingen ze met hun vieren een paar uur naar het strand.
Toen de vakantie bijna om was gingen ze voor de laatste keer nog eens een hele dag aan zee doorbrengen. Het was een flinke wandeling van de camping naar het strand en er moest altijd een heleboel meegesleept worden! Eten en drinken natuurlijk, maar ook voor mama een boek om in te lezen en voor papa een autotijdschrift.
Zodra ze op het strand waren aangekomen, gingen de twee kinderen meteen een kasteel van zand bouwen, een meter achter de waterlijn. Als dan de vloed opkwam, dan zou het hele bouwwerk door het water worden verzwolgen! Maar het duurde toch wel lang, voor het zover was. Ze besloten eerst maar even te gaan zwemmen. Dat konden ze allebei heel goed. In het zwembad hadden ze hun zwemdiploma’s gehaald, dus een zee kon niets gebeuren!
Nadat ze een poosje met de golven hadden gespeeld besloot Tim om bij papa en mama een luchtbed te gaan halen. Petra ging er op liggen en Tim trok haar door het water. Soms werd het luchtbed door een aanrollende golf ondersteboven gegooid en dan hadden ze het grootste plezier.
Toen Petra er genoeg van kreeg, ging Tim zelf op het luchtbed liggen. Eerst dreef hij een eindje van de kust af en daarna gooiden de golven hem weer terug op het strand. Het leek een ongevaarlijk spelletje. Papa kwam er ook nog even naar kijken, maar omdat de wind uit zee kwam mocht Tim verder met het bed blijven spelen.
Hij dook met het luchtbed door hoge golven van de branding heen en liet zich lekker met de stroming van de zee meedrijven. En toen gebeurde er plotseling wat!
Een haai was te dicht bij het strand gekomen en het dier raakte in paniek. Angstig zwaaide hij met zijn staart toen hij merkte, dat het water steeds ondieper werd. Met grote slagen van zijn vinnen probeerde hij dieper water op te zoeken. Net toen hij ontdekt had, hoe hij weer naar de open zee kon komen dook er opeens een stuk touw voor hem op. Hij kon het niet meer ontwijken en met een lus touw om zijn snuit zwom hij zo hard als hij kon van het strand weg.
Wat de haai niet wist, was, dat dat touw vastzat aan het luchtbed van onze Tim. Die voelde plotseling een ruk aan het bed! Hij tuimelde er bijna af, maar hij wist zich toch nog vast te houden en met bed en al ging hij met een vaartje de zee op.
Petra zag opeens hoe Tim veel te snel van het strand weg dreef. Zij hoorde Tim gillen van angst en zo vlug als ze kon, rende ze naar papa toe. Die holde naar de mensen van de reddingsdienst toe en binnen tien minuten was er een reddingsboot naar Tim onderweg! De bestuurder van de boot kon door de hoge golven het luchtbed zelf niet zien, maar via een portofoon, zo’n draagbare radio, kreeg hij aanwijzingen vanaf de toren, waarop de strandwacht stond. Die kon Tim wel zien. Hij schreeuwde: “Meer naar rechts!” en meteen ging de boot dan ook die kant op. Tim hoorde het geluid van de motor van de boot nu ook. Hij dacht: “Zal ik van het luchtbed afspringen en me uit zee op laten vissen? Of kan ik beter op het bed blijven liggen?”. Hij besloot nog maar even af te wachten. Hij wist nu wel waardoor hij zo snel de zee op werd gesleept. Soms kon hij namelijk de haai zien als het bed door een golfdalletje ging. Hij dacht zelf ook al, dat het een haai was maar hij wist niet of deze haai ook jongentjes lekker vond en als hij van het bed afsprong, zou de haai dan niet op hem afkomen?
De boot was nu dichtbij. Tim kon de schipper al zien staan. Toen de boot vlak bij Tim was, schreeuwde één van de mannen aan boord: “Tim! Als ik “NU” zeg, springen! Wij pikken je dan meteen op”. En even later: “NU!”
Tim sprong opzij weg, in de richting van de boot. Een man pakte hem meteen bij een arm en twee tellen later stond Tim al - nog een beetje bibberend van de schrik - aan boord. Hij keek nog eens achterom en toen zag hij, hoe het luchtbed opeens vaart minderde en even later stil op de golven dreef. De haai was er in geslaagd, om het touw van zijn kop los te schudden en het dier ging nu nog sneller dan eerst er van door!
Samen met de bemanning van de reddingsboot pikten ze ook het luchtbed nog op en daarna ging het met een vaart in de richting van de kust!
Daar stonden al een heleboel mensen te wachten. Toen de boot het strand op schoof en Tim uitstapte ging er een gejuich op! Tim was opeens een beroemde jongen, want zoiets was nog nooit gebeurd! En weet je wat Tim zei? Hij zei: “Mijn zusje Petra had gelukkig gauw in de gaten wat er gebeurde en als zij niet heel gauw hulp was gaan halen, dan stond ik hier misschien wel niet!”. Toen kreeg Petra ook nog een applaus. De mensen klapten zich de handen rood! Een persfotograaf maakte foto’s van die twee en de volgende dag stond het hele verhaal - met foto’s - in de krant. En reken maar, dan Tim die krant zuinig bewaart!
Bron: De Verhaaltjesopa

zondag 18 april 2010

Het Voetbal Toernooi.

Het Voetbal Toernooi.

Het zou vast wel weer spannend worden! Op de dag van het Grote Voetbal Toernooi was het prachtig weer. Er waren twee teams uit Malden, verder  nog teams van NEC en uit Wijchen en uit nog 5 andere plaatsen.

Het team van Roel was het eerst aan de beurt. Wat was Roel weer goed! Steeds als er een bal bij het doel kwam, was hij er als de kippen bij. Tijdens die eerste wedstrijd maakte hij al vier doelpunten en de toeschouwers uit Malden stonden bij elk doelpunt te juichen. Het ging geweldig goed! De eerste wedstrijd werd met 4‑0 gewonnen.

Ook bij de tweede wedstrijd zag Roel weer kans om een paar goaltjes te maken. De tegenstander was wel wat sterker, dan bij de eerste wedstrijd want Roel's club won maar net, met 4‑3.

In een hoekje van het grote veld stonden twee jongen met elkaar te praten. Het waren Erik uit Wijchen en Daan uit NEC. "Straks moet jij tegen Malden spelen", zei Daan tegen Erik. "Heb jij wel eens gekeken naar die Roel Krielen?" "Ja", zei Erik, "die knaap is verschrikkelijk goed zeg!" "Denk jij, dat jullie van die club kunnen winnen?" vroeg Daan. "Ik ben bang van niet", zei Erik.

Toen stonden ze even met elkaar te smoezen en even later stapten ze allebei op Roel af. "Ha, Roel", zei Erik, "Zou jij niet graag 25 gulden willen verdienen? "Jawel", zei Roel, "Maar wat moet ik daar dan voor doen?"
"O, niets bijzonders", zei Erik, "je hoeft alleen maar tegen de wedstrijdleiding te zeggen, dat je vreselijke pijn in je buik hebt en dat je verder niet meer mee kunt spelen. Dan kan Wijchen tenminste de volgende wedstrijd winnen!"
"Wat zijn jullie gemeen!", zei Roel, "Dat had ik niet van jullie gedacht! Maar ik doe het niet, hoor! Ik laat mijn club niet in de steek. Nog niet voor duizend gulden!". De twee jongens dropen af.
"Wat doen de nou?" vroeg Daan. "Ik weet wel wat", zei Erik.

Even later liep Roel naar het clubhuis om even een plasje te gaan doen. Het was stil aan die kant van het veld. Net toen hij langs een klein schuurtje liep, stapten er twee jongen uit de struiken. Daan en Erik natuurlijk!

Ze pakten Roel beet. Erik deed de deur van het schuurtje open en smeet Roel naar binnen! Daar zat die arme jongen, in een donker schuurtje met wat oude doelnetten en palen. En zijn team moest over een paar minuten tegen Wijchen spelen! Roel kon er wel om huilen. Hij riep en riep, maar niemand hoorde hem.....

De wedstrijd Malden ‑ Wijchen begon. "Waar is onze doelpuntenkampioen toch”,  vroegen de jongens van Malden. Maar Roel zagen ze nergens. Toen begon de wedstrijd. Een andere jongen viel voor Roel in.
Al na vijf minuten nam Wijchen de leiding. Malden stond met 1‑0 achter. Twee minuten later was het al 2‑0 voor Wijchen! De jongens van Malden waren radeloos. Het ging tot dusver zo goed! En nu zaten ze zonder Roel.

Een van de Wijchenaren sloeg een keiharde bal tegen het doel van Malden. Als hij niet tegen de paal was gekomen, dan was het nu 3‑0 geweest. Maar Malden had geluk. En hoe! De bal schoot dwars over het veld. Een andere voetballer zag de bal langs komen en gaf er nog eens
een flinke mep tegen. Wouter uit Malden, die de bal achteraan holde schold hem nog uit voor stommeling. Gelukkig bleef de bal vlak bij het oude‑netten schuurtje liggen. Wouter raapte hem gauw op. Wat hoorde hij daar? Iemand zat in het schuurtje te roepen! "Help, help", hoorde hij. De sleutel zat aan de buitenkant. Wouter draaide de sleutel gauw om en wie stormde er naar buiten? Roel natuurlijk. Wat waren ze allebei blij! Ze holden naar het veld, waar de wedstrijd even was gestaakt. Toen de spelers Roel zagen aankomen ging er een geweldig gejuich op. De scheidsrechter liet weer beginnen. Binnen 5 minuten was het 2‑2. En vlak voor het einde kwam alles nog goed. Het werd 3‑2 voor Malden. En nou mag je een keer raden, wie die doelpunten maakte. Roel natuurlijk.
"Waar was je nou?" vroeg iedereen na de wedstrijd. Roel vertelde het hele verhaal. Over die 25 gulden die hij kon verdienen en hoe hij in dat schuurtje was gestopt. Hij vertelde natuurlijk ook wie dat gedaan hadden. Erik en Daan werden onder veel BOE- geroep van het veld afgejaagd. Ze mochten nooit meer bij hun clubs terugkomen en ook nooit meer bij een andere club voetballen. Net goed voor zulke boeven. Want winnen kan je alleen maar door er hard voor te vechten en door veel te oefenen. En natuurlijk niet met zulke lelijke streken.
Bron: De Verhaaltjesopa

maandag 12 april 2010

De Mummie


De Mummie.

Op een mooie, zonnige dag gingen Roel en Wouter met hun vader en moeder naar Londen.
In Londen is het Britse Museum. In dat museum vind je heel veel over Egyptische oudheden en onder anderen zijn er mummies te zien. En dat was iets waar Roel graag wat meer over wilde weten!
In een grote zaal van het museum stond een prachtige sarcofaag. Het deksel stond open en in de sarcofaag lag, onder een glazen plaat, een mummie. Je kon zien, dat het een man was. Op het deksel van de kist was de afbeelding van een man te zien. De mummie zelf zag er uit als een mensenfiguur, gewikkeld in een heleboel oude lappen! Het was heel wonderlijk te bedenken, dat deze man duizenden jaren geleden gestorven was!
Terwijl Roel en Wouter nog vol interesse naar de mummie stonden te kijken, liepen papa en mama alvast door naar de volgende zaal. Opeen kwam er uit een zijdeur een man aanlopen. Hij schroefde het glazen deksel van de mummie los en haalde uit de plooien van de doek, waarin de mummie was gewikkeld, een mooi, oud uitziend mes! Roel vroeg in zijn beste Engels:”Wat gaat U met dat mes doen?” De man antwoordde, dat er over een paar weken een tentoonstelling werd geopend over grafvondsten. Daar zou dat mes bij komen te liggen!
Op dat moment rinkelde de draagbare telefoon van de man. Hij luisterde even en zei toen: “Ik kom er meteen aan!” Hij legde het mes terug in de kist en deed het glazen deksel weer dicht. Achter Roel stond nog een man te kijken. Toen Roel en Wouter weg liepen, stapte die man naar voren, tilde het deksel op en pakte het mes. Wouter zag het nog net! De man stopte het mes in zijn zak en liep verder. Wouter vertelde meteen aan zijn broer wat hij had gezien en samen liepen ze als twee hazen naar papa en mama en vertelden ze wat er was gebeurd. “We moeten achter die dief aangaan!”, riep Roel. Even later zagen ze de man in een volgende zaal. Hij liep heel rustig verder, alsof er niets gebeurd was! Gelukkig kon je hem makkelijk herkennen aan zijn rode jasje en zijn groene broek!
Een kwartier later stonden ze allemaal buiten. Ze volgden de dief naar een metro-station. Daar kocht hij een kaartje en onze vier achtervolgers deden hetzelfde. De man stapte in een trein, zij ook. Roel hing uit het raampje om te kijken af de man misschien op het laatste ogenblik uit stapte, maar dat gebeurde niet. Tijdens de treinreis keken de twee jongens bij elke halte om de beurt naar buiten, maar de man stapte maar niet uit. En toen gebeurde het! Op de zevende halte stond Wouter op de uitkijk. Er gebeurde bijna niets tot de deuren bijna sloten. Toen zag Wouter hoe de man op het nippertje uit de trein stapte. De trein trok meteen op en onze vrienden hadden het nakijken. Twee minuten later stopte de trein alweer op het volgende station. Ze stapten alle vier meteen uit en ze waren nog maar net uit de trein, toen er vanaf de andere kant alweer een trein aankwam. Snel stapten ze in en weer twee minuten later waren ze weer terug op het station waar de boef uitgestapt was. “Kijk!”, gilde Wouter, “daar staat hij nog!” En ja hoor, daar stond de man met het rode jasje en de groene broek weer. Toen hij in de volgende trein instapte deed ons viertal dat natuurlijk ook weer! Nu hadden ze meer geluk. De dief stapte drie haltes verder rustig uit en zijn achtervolgers deden hetzelfde. Via lange roltrappen gingen ze naar boven en naar buiten. De eerste man, die ze boven aan het einde van de roltrap zagen, was een Londense Bobby. Papa ging naar de man toe en vertelde wat er gebeurd was. Daarna liep de politieman meteen naar de dief toe en vroeg hem:”Weet U niet iets af van een uit het Brits museum gestolen mes?” De boef keek of hij het in Keulen hoorde donderen! Hij zei niets, maar ging er bliksemsnel vandoor. De Bobby blies op zijn fluitje en even later zagen onze vrienden hoe vier agenten de dief achterna gingen. Binnen een paar minuten was de man gepakt! De handboeien gingen om en de agent, die bij de trap had gestaan liep op Roel en Wouter af. “Dat hebben jullie goed aangepakt!”, zei hij. In zijn hand had hij het mes. “Dit mes gaan we met zijn allen terug brengen naar het museum!” En zo reden ze even later  met zijn allen door Londen in een echte Engelse politieauto! Naar het museum. De directeur was erg blij, dat het kostbare mes terecht was. In het restaurant van het museum kreeg de hele familie een lekker ijsje en daarna mochten ze nog naar een film kijken over het balsemen van gestorven mensen. Een interessant einde van een spannende dag!
Bron: De Verhaaltjesopa

donderdag 1 april 2010