vrijdag 5 maart 2010
Het bange spookje
Het bange spookje
Boven op zolder woont een spookje. Het spookje vindt het leuk om mensen bang te maken. Als het donker is, zweeft het spookje naar beneden. Hij zweeft door de deur van de slaapkamers. Papa en mama slapen altijd. Ze worden niet wakker van het spookje dat boven hun hoofd vliegt. Papa snurkt alleen heel erg hard. Mama kriebelt af en toe met haar neus. Maar als het spookje door de slaapkamer van Jasper zweeft, is het altijd dolle pret. Eerst gaat het ene oog open, daarna het andere. Dan straalt het hele gezichtje van Jasper. Hij duwt het dekbed van zich af en danst door de kamer.
Maar vandaag blijft het spookje op zolder. Jasper loopt naar boven. Hij heeft koude voeten en heeft snel zijn pantoffeltjes aangetrokken. Het lijken wel konijntjes, zo zacht zijn ze. Het is donker op zolder. Jasper doet het licht aan en kijkt of hij het spookje kan vinden. Er staat een hele grote donkere kast in de hoek van de zolder. Jasper opent de deuren. Maar hij ziet geen spookje. Er hangt oude kleding van papa en mama in. Aan de andere kant staan een aantal dozen. Bovenop elkaar gestapeld. Jasper kijkt achter de stapel dozen. Maar ook daar is het spookje niet. Waar is het spookje toch? Jasper draait zich om en kijkt nog eens goed rond. Vlak bij het zolderraam staat een oude stoel. Er liggen wat dekens overheen. Maar als je goed kijkt dan zie je de dekens bewegen. Hoe kan dat nou? Jasper loopt naar de stoel. En met één beweging trekt hij alle dekens van de stoel. De dekens vallen op de grond. En wie ziet hij daar? Ja hoor, het spookje.
Er rolt een traan uit het oog van het spookje. Kunnen spoken huilen dan? Ja zeker, spoken kunnen ook verdrietig zijn. En soms komen er tranen tevoorschijn. Jasper wil graag weten waarom het spookje huilt.
“Lief spookje,” vraagt Jasper. “Waarom heb je je verstopt onder de dekens? En waarom huil je?”
Het spookje zegt: “Ik ben bang”.
“Ben jij bang?” vraagt Jasper. “Hoe kan een spook nou bang zijn. Een spook maakt mensen bang. Dan kan jij toch niet bang zijn?”
“Ik ben wel bang. Ik ben bang voor spinnen,” zucht het spookje.
Jasper griezelt. Brrrr, spinnen. Het begint overal te kriebelen bij hem. De rillingen lopen over zijn rug. Jasper vindt spinnen ook een beetje eng. Maar hij zegt heel stoer: “Je hoeft niet bang te zijn voor spinnen hoor. Die doen helemaal niets. Spinnen zijn bang voor jou. Dat zegt papa ook altijd.”
“Nee hoor, de spin die hier op zolder zit is niet bang voor mij. Ik ben bang voor hem.”Het spookje rilt.
“Waar is de spin,” vraagt Jasper. Hij kijkt om zich heen. Het spookje wijst naar een donkere hoek van de zolder.
“Daar is de spin.” Het spookje trilt helemaal van angst.
Jasper loopt langzaam naar de hoek van de zolder. Hij kijkt omhoog en ziet de spin!
Jasper kijkt nog eens goed. Het is een klein spinnetje. Jasper glimlacht. “Spookje, kom eens kijken. Voor dit kleine spinnetje hoef je echt niet bang te zijn.”
Het spookje zweeft langzaam naar Jasper toe. Achter de rug van Jasper voelt het spookje zich veilig. Heel voorzichtig kijkt hij over de schouder van Jasper. Hij ziet het spinnetje.
“Dat is niet de zelfde spin die ik gezien heb,” zegt het spookje. “De spin die ik zag is veel en veel groter”.
Jasper gaat op zoek naar de grote spin. Maar nergens is de grote spin te vinden. Niet in de kledingkast, niet achter de stoel. En ook niet achter de stapel dozen. De grote spin is verdwenen. Maar dan roept het spookje angstig: “Ik zie de grote spin. Daar bij de deur”. Het spookje verstopt zich gauw achter de stoel. Jasper kijkt naar de spin. Het is inderdaad een grote spin. Een hele grote spin. Huiverig loopt hij naar de spin toe. Maar Als Jasper bij de spin staat, is het een heel klein spinnetje geworden. Dat is raar. Jasper begrijpt er niets van. Het was toch een grote spin. En nu is het een klein spinnetje.
“Spookje, kom eens achter de stoel vandaan. Je hoeft echt niet bang te zijn,” zegt Jasper.
Maar het spookje blijft achter de stoel. “Het is geen klein spinnetje, het is een hele grote spin,” zegt het spookje. “Echt waar, kijk maar”.
Jasper loopt terug naar de stoel. En samen met het spookje kijkt hij naar het kleine spinnetje. Maar nu is het geen klein spinnetje meer. Het is weer een grote spin! Jasper begrijpt er nu helemaal niets meer van.
Nog een keer loopt Jasper naar de deur waar de grote spin zit. Maar als hij dichterbij komt is het weer een klein spinnetje. Nu begrijpt Jasper het. Het komt door het licht van de lamp. Het licht schijnt op het spinnetje. Als je dichtbij staat is het een klein spinnetje. Maar als je naar de spin kijkt vanachter de stoel, dan zie je de grote schaduw van de spin.
“Kom maar hier hoor spookje. Er is helemaal geen grote spin. Dat lijkt alleen maar zo.” Het spookje zweeft heel voorzichtig achter Jasper aan naar de spin bij de deur. Dan ziet het spookje dat het maar een klein spinnetje is. Het spookje is helemaal blij. Het zweeft de hele zolder door. Jasper en het spookje dansen en springen en gillen van plezier. Oeps, het is midden in de nacht. Snel houdt Jasper een hand voor zijn mond. Heeft iemand hun gehoord? Nee hoor. Die nacht spelen Jasper en het spookje verstoppertje. Van slapen komt niets. Maar het spookje is niet meer bang.En de volgende avond kan het spookje weer spoken!
Geschreven door: Celine van Noort