zaterdag 27 maart 2010

Paaseieren verven








Paaseieren verven


Sanne zit aan tafel. Ze verft paaseieren, want morgen is het Pasen. Sanne verft een paasei geel en paars. Een ander paasei wordt blauw met rode spikkels.
'Dat ziet er mooi uit', zegt mamma. Sanne heeft een rode kleur op haar wangen. Ze doet erg haar best. Er zijn heel veel eieren die geverfd moeten worden. Sanne vraagt: 'Komt de Paashaas ze bij ons verstoppen?' 'Ja, vast wel', zegt mamma.
Als Sanne klaar is doet ze de eieren in een rieten mandje. Ze zet het mandje op de vensterbank voor het raam. Dan ziet de Paashaas het mandje met de eieren meteen als hij komt.

De volgende ochtend is het Pasen. Sanne gaat in haar pyama naar beneden. Mamma heeft de tafel mooi gedekt voor het paasontbijt. Er zijn broodjes in de vorm van een Paashaas. Vrolijke eierdopjes. Maar er zijn geen eieren. Sanne kijkt in de vensterbank. Het mandje met de paaseieren staat er niet meer.
'Mamma! de Paashaas heeft de eieren verstopt'.
'Ga maar gauw zoeken', zegt mamma. Sanne kijkt in de leesmand. Ja hoor, daar ligt een ei. Ze vindt een paasei in de keukenla en één in de groentemand. Mamma gaat ook zoeken. Maar mamma vindt er geen één.
'Doe je jas aan dan kijken we in de tuin', zegt mamma. Sanne doet haar jas aan over haar pyama.
In de tuin kijken Sanne en mamma in de zandbak. Daar ligt ook een ei. En één in het gras en één in een bloempot.
'We gaan weer naar binnen', zegt mamma. Als ze binnen zijn doet mamma drie eieren in de eierdopjes. Eén voor Sanne, één voor mamma en één voor pappa.
Trrrring, de bel gaat. Mamma gaat open doen.
'Kijk eens wie er is', zegt mamma. Sanne klapt van plezier in haar handen. De Paashaas stapt de woonkamer in en huppelt op Sanne af. Hij geeft Sanne een poot en zegt: 'Vrolijk Pasen!'
'Ga maar zitten Paashaas. Je krijgt een lekker paasontbijt', zegt mamma. De Paashaas gaat op de plek van pappa zitten. Hij neemt een paasbroodje. Maar dan doet de Paashaas wel vreemd. Hij doet zijn kop af en legt hem op tafel. Sanne kijkt heel verbaasd. De Paashaas is helemaal niet de Paashaas. Het is pappa.
'De Paashaas had het erg druk. Ik heb hem geholpen de eieren te verstoppen. Vind je toch niet erg hé', zegt pappa. Sanne vindt het helemaal niet erg. Sanne is trots op pappa.
'Vrolijk Pasen!' zegt Sanne en geeft pappa haar mooiste paasei.

Geschreven door:  Anne de Vries 

zaterdag 20 maart 2010

Vliegeren met opa


Vliegeren met opa

Opa heeft een vlieger gemaakt van stokken, gekleurd papier en vliegertouw. De vlieger heeft een lange staart met strikken.
'Heb je zin om te gaan vliegeren Jasper?' vraagt opa. Jasper knikt van ja.
Opa en Jasper doen hun jassen aan. Ze lopen naar het park. Daar is een groot grasveld.
'Er staat een goede wind om te vliegeren', zegt opa. Opa en Jasper staan midden op het grasveld.
'Jij moet de vlieger vasthouden Jasper', zegt opa. Opa doet het Jasper voor. Jasper houdt de vlieger schuin tegen de wind in. Opa gaat verderop staan met het vliegertouw.
'Laat hem los Jasper!' schreeuwt opa. Opa begint te rennen en de vlieger stijgt op. Jasper holt achter opa aan.
'Hij vliegt, hij vliegt!' schreeuwt Jasper. De vlieger is nu heel hoog in de lucht.
'Mag ik hem ook vasthouden opa?' vraagt Jasper. Opa geeft het touw aan Jasper. Jasper vliegert nu helemaal alleen.
'Pas maar op. Straks ga je ook de lucht in', zegt opa. Jasper lacht.
Opeens gaat de vlieger duikelen. Jasper weet niet wat hij moet doen.
'Je moet gaan hollen', roept opa. Jasper gaat hollen. De vlieger gaat weer omhoog. Maar de vlieger duikelt naar beneden. Opa pakt het touw van Jasper. De vlieger wil niet meer vliegeren.
'De wind is gaan liggen', zegt opa.
De vlieger valt vlakbij een mevrouw met een hondje. Het hondje begint luid te blaffen tegen de vlieger. Opa en Jasper rennen naar de vlieger toe.
'Is die vlieger van u? Hij had wel op mijn hoofd kunnen vallen', zegt de mevrouw boos. Opa maakt zijn excuses.
'U bent toch ook jong geweest', zegt opa.
'Ja geweest en u ook. U zou beter moeten weten', zegt de mevrouw. Jasper wordt nu wel een beetje boos en zegt: 'Mijn opa is de liefste opa van de hele wereld. Hij leert mij vliegeren'.
'Brutale jongen', zegt de mevrouw. Het hondje staat nog steeds te blaffen.
'En ik vind uw hondje brutaal. Hij blaft voor zijn beurt', zegt Jasper. Opa moet lachen.
De mevrouw loopt rood aan van kwaadheid. Ze trekt aan de lijn van het hondje. Met opgeheven hoofd loopt ze weg.
Opa pakt de vlieger van de grond.
'Hij is nog heel. Misschien kunnen we morgen vliegeren. Als er meer wind staat', zegt opa.
'En als die mevrouw er weer is?' vraagt Jasper.
'Dan stuur ik de vlieger achter haar aan', zegt opa.



Copyright Anne de Vries

zondag 14 maart 2010

De lente zien en ruiken


De lente zien en ruiken


Opa en Jasper zitten buiten op een bank in de tuin. Ze hebben geen jassen aan. De zon is lekker warm. De poes scharrelt door het pas opgekomen groene gras.
'Ik ruik de lente', zegt opa.
'Die kun je toch helemaal niet ruiken opa', zegt Jasper.
'Ja hoor. Alles ruikt in de lente lekker fris. Het gras, de bloemen, de nieuwe blaadjes aan de bomen'.
Jasper springt van de bank en ruikt aan de krokussen. Daarna ruikt hij aan het gras.
'Het ruikt wel lekker opa'.
'Kijk, het vogelhuisje wordt ook weer gebruikt', zegt opa. Een musje komt met een takje aangevlogen in zijn bek.
'Het musje maakt een nestje. Straks hebben we allemaal kleine vogeltjes in de tuin', zegt opa. Jasper springt heen en weer van plezier. Wat is de lente toch leuk.
'Weet je wat wij gaan doen? We gaan een fietstochtje maken langs de weilanden. Jij mag achterop en dan kun je de lente zien en ruiken', zegt opa.
'Jaa! Ik wil mee', roept Jasper opgewonden.

Jasper zit achterop de fiets van opa. Opa fietst over een fietspad dwars door het weiland. Jasper kijkt naar links en dan weer naar rechts. Er is zoveel te zien.
Opa wijst naar pasgeboren lammetjes in de wei. Er zijn er heel veel. Ze dartelen en spelen krijgertje met elkaar. Ze zien er schattig uit met hun witte vachtjes.
Opa stopt bij een sloot en wijst naar een lange stoet eendjes. Ze zwemmen gehoorzaam achter hun moeder aan.
'Kijk Jasper. Allemaal kleine eendjes'. Jasper probeert ze te tellen.
'Het zijn er negen', zegt Jasper.
'Dat heb je goed gedaan', zegt opa. Jasper glundert.
Ze fietsen weer verder. Opa wijst naar een boom vol met bloesem.
'Opa, ik wil aan die boom ruiken', zegt Jasper. Opa stopt vlak onder de boom. Hij buigt voorzichtig een tak om vlakbij Jaspers neus. Jasper ruikt en zegt: 'Ik ruik lente'. Opa ruikt ook en knikt.
Als ze weer verder fietsen komen ze langs een boerderij. Er staat een bord op het erf: 'Boerenkaas te koop!'
'We gaan wat kaas kopen voor oma', zegt opa en stapt van zijn fiets. Hij zet de fiets tegen een heg. Jasper wordt uit het fietszitje getild. Samen lopen ze naar het huis van de boer. Opa belt aan. De boer doet open.
'We willen kaas kopen', zegt opa. De boer gaat hen voor naar de kaasmakerij.
'Lekker lenteweertje. Een fietstocht met de kleine aan het maken?' vraagt de boer.
'Mijn kleinzoon wil de lente zien en ruiken', zegt opa.
De boer geeft Jasper een aai over zijn bol.
'Nou dan ben je hier aan het goede adres. Er zijn jonge biggetjes geboren. We kunnen wel even gaan kijken', zegt de boer. Met z'n drieën lopen ze naar de stal. Een vrolijk geknor komt hen tegemoet.
Jasper ziet wel vijf roze biggetjes scharrelen in het stro. De moeder ligt languit. Af en toe drinkt een biggetje wat bij haar. De boer pakt een biggetje op en geeft het aan Jasper. Jasper vindt het wel een beetje eng. Het biggetje spartelt en wil weer terug naar zijn moeder. Jasper ruikt aan het biggetje.
'Hij ruikt niet naar lente. Hij stinkt', zegt Jasper.
'We zetten hem weer bij zijn moeder', zegt de boer.

Ze lopen met z'n drieën weer terug naar het huis. De boer gaat hen voor naar de kaasmakerij. Er liggen allemaal ronde kazen op een plank. De boer pakt een kaas.
'Die is erg lekker', zegt de boer en snijdt een brok kaas af. Opa en Jasper mogen proeven. Opa vindt hem lekker en koopt wel een kilo kaas.
'Ik eet lente', zegt Jasper.
'Nou, dit is geen jonge kaas. Deze kaas is zeker een jaar oud', zegt de boer.
'We gaan weer eens op huis aan', zegt opa en geeft de boer een stevige hand.

Opa en Jasper zetten de fiets in de schuur. Het was een fijne fietstocht. Samen lopen ze door de tuin naar binnen. Oma zit al op hen te wachten. Er hangt een heerlijke baklucht in het huis.
Jasper gaat naast oma op de bank zitten.
Jasper vertelt over de lammetjes, de eendjes en de biggetjes die hij heeft gezien. En de bloesem die hij heeft geroken.
'Dan heb je nu wel zin in een stuk cake. Die ruikt helemaal naar de lente', zegt oma.
'Neee, dat kan niet oma', zegt Jasper.

Geschreven door: Anne de Vries

vrijdag 5 maart 2010

Het bange spookje





Het bange spookje

Boven op zolder woont een spookje. Het spookje vindt het leuk om mensen bang te maken. Als het donker is, zweeft het spookje naar beneden. Hij zweeft door de deur van de slaapkamers. Papa en mama slapen altijd. Ze worden niet wakker van het spookje dat boven hun hoofd vliegt. Papa snurkt alleen heel erg hard. Mama kriebelt af en toe met haar neus. Maar als het spookje door de slaapkamer van Jasper zweeft, is het altijd dolle pret. Eerst gaat het ene oog open, daarna het andere. Dan straalt het hele gezichtje van Jasper. Hij duwt het dekbed van zich af en danst door de kamer.

Maar vandaag blijft het spookje op zolder. Jasper loopt naar boven. Hij heeft koude voeten en heeft snel zijn pantoffeltjes aangetrokken. Het lijken wel konijntjes, zo zacht zijn ze. Het is donker op zolder. Jasper doet het licht aan en kijkt of hij het spookje kan vinden. Er staat een hele grote donkere kast in de hoek van de zolder. Jasper opent de deuren. Maar hij ziet geen spookje. Er hangt oude kleding van papa en mama in. Aan de andere kant staan een aantal dozen. Bovenop elkaar gestapeld. Jasper kijkt achter de stapel dozen. Maar ook daar is het spookje niet. Waar is het spookje toch? Jasper draait zich om en kijkt nog eens goed rond. Vlak bij het zolderraam staat een oude stoel. Er liggen wat dekens overheen. Maar als je goed kijkt dan zie je de dekens bewegen. Hoe kan dat nou? Jasper loopt naar de stoel. En met één beweging trekt hij alle dekens van de stoel. De dekens vallen op de grond. En wie ziet hij daar? Ja hoor, het spookje.

Er rolt een traan uit het oog van het spookje. Kunnen spoken huilen dan? Ja zeker, spoken kunnen ook verdrietig zijn. En soms komen er tranen tevoorschijn. Jasper wil graag weten waarom het spookje huilt.
“Lief spookje,” vraagt Jasper. “Waarom heb je je verstopt onder de dekens? En waarom huil je?”
Het spookje zegt: “Ik ben bang”.
“Ben jij bang?” vraagt Jasper. “Hoe kan een spook nou bang zijn. Een spook maakt mensen bang. Dan kan jij toch niet bang zijn?”
“Ik ben wel bang. Ik ben bang voor spinnen,” zucht het spookje.
Jasper griezelt. Brrrr, spinnen. Het begint overal te kriebelen bij hem. De rillingen lopen over zijn rug. Jasper vindt spinnen ook een beetje eng. Maar hij zegt heel stoer: “Je hoeft niet bang te zijn voor spinnen hoor. Die doen helemaal niets. Spinnen zijn bang voor jou. Dat zegt papa ook altijd.”
“Nee hoor, de spin die hier op zolder zit is niet bang voor mij. Ik ben bang voor hem.”Het spookje rilt.

“Waar is de spin,” vraagt Jasper. Hij kijkt om zich heen. Het spookje wijst naar een donkere hoek van de zolder.
“Daar is de spin.” Het spookje trilt helemaal van angst.
Jasper loopt langzaam naar de hoek van de zolder. Hij kijkt omhoog en ziet de spin!
Jasper kijkt nog eens goed. Het is een klein spinnetje. Jasper glimlacht. “Spookje, kom eens kijken. Voor dit kleine spinnetje hoef je echt niet bang te zijn.”
Het spookje zweeft langzaam naar Jasper toe. Achter de rug van Jasper voelt het spookje zich veilig. Heel voorzichtig kijkt hij over de schouder van Jasper. Hij ziet het spinnetje.
“Dat is niet de zelfde spin die ik gezien heb,” zegt het spookje. “De spin die ik zag is veel en veel groter”.

Jasper gaat op zoek naar de grote spin. Maar nergens is de grote spin te vinden. Niet in de kledingkast, niet achter de stoel. En ook niet achter de stapel dozen. De grote spin is verdwenen. Maar dan roept het spookje angstig: “Ik zie de grote spin. Daar bij de deur”. Het spookje verstopt zich gauw achter de stoel. Jasper kijkt naar de spin. Het is inderdaad een grote spin. Een hele grote spin. Huiverig loopt hij naar de spin toe. Maar Als Jasper bij de spin staat, is het een heel klein spinnetje geworden. Dat is raar. Jasper begrijpt er niets van. Het was toch een grote spin. En nu is het een klein spinnetje.
“Spookje, kom eens achter de stoel vandaan. Je hoeft echt niet bang te zijn,” zegt Jasper.
Maar het spookje blijft achter de stoel. “Het is geen klein spinnetje, het is een hele grote spin,” zegt het spookje. “Echt waar, kijk maar”.
Jasper loopt terug naar de stoel. En samen met het spookje kijkt hij naar het kleine spinnetje. Maar nu is het geen klein spinnetje meer. Het is weer een grote spin! Jasper begrijpt er nu helemaal niets meer van.

Nog een keer loopt Jasper naar de deur waar de grote spin zit. Maar als hij dichterbij komt is het weer een klein spinnetje. Nu begrijpt Jasper het. Het komt door het licht van de lamp. Het licht schijnt op het spinnetje. Als je dichtbij staat is het een klein spinnetje. Maar als je naar de spin kijkt vanachter de stoel, dan zie je de grote schaduw van de spin.
“Kom maar hier hoor spookje. Er is helemaal geen grote spin. Dat lijkt alleen maar zo.” Het spookje zweeft heel voorzichtig achter Jasper aan naar de spin bij de deur. Dan ziet het spookje dat het maar een klein spinnetje is. Het spookje is helemaal blij. Het zweeft de hele zolder door. Jasper en het spookje dansen en springen en gillen van plezier. Oeps, het is midden in de nacht. Snel houdt Jasper een hand voor zijn mond. Heeft iemand hun gehoord? Nee hoor. Die nacht spelen Jasper en het spookje verstoppertje. Van slapen komt niets. Maar het spookje is niet meer bang.En de volgende avond kan het spookje weer spoken!



Geschreven door: Celine van Noort

maandag 1 maart 2010

De Geniale Paashaas


De Geniale Paashaas

Er was eens een haasje lief en klein,
Die niet zo goed wist wat hij later wilde zijn.
Wat wilde hij worden: politieman, voetballer of piloot?
Zoveel keuzes…zuchtend kroop hij bij papahaas op schoot.

Papa, papa, ik weet het allemaal niet meer!
En als ik denk dat ik het weet, dan bedenk ik me weer.
Ik heb geen idee wat ik later als ik groot ben wil doen,
Ik wil weinig moeten werken, maar wel heel veel poen!

Papahaas, die dit herkende, moest heel hard lachen toen
En zei: lieve schat, weet je wat jij moet doen?
Word jij maar, net als deze oude baas
De enige echte paashaas!

Paashaas zijn is echt heel erg fijn,
Want je hoeft maar één keer per jaar heel actief te zijn!
Je hebt het twee dagen per jaar dan razend druk.
Maar de rest van het jaar heb je gewoon heel veel geluk!

Ja maar papa, zei het kleine haasje, wie moet dan al die eieren kleuren?
Geen zorgen zoon, als jij groot bent zal dat in een fabriek gebeuren!
Maak je maar geen zorgen zoon,
Tegen die tijd is dat heel gewoon.

Het kleine haasje dacht even heel goed na
En wist het zeker: hij werd Paashaas, net als pa!
Want  papa was bijna altijd thuis, maar wel heel rijk!
En papa’s hebben tenslotte (bijna) altijd gelijk!

Nu is het haasje groot en sterk
En vond het voor twee dagen toch best veel werk
Het hele jaar moest hij trainen, en lopen en rennen
Om op twee dagen in een jaar de hele wereld te verwennen.

Hij moest iets anders gaan bedenken
Zodat hij na één zo’n dag even bij kon tanken.
“ik kan andere paashazen in huren,
Maar ik kan ook gewoon eieren per post sturen”.

En zo bedacht hij een prima plan,
En huurde een collegahaas in voor China en Japan.
En één voor Australië, Amerika en Nieuw Zeeland
Die verstopten hun eieren op het strand!

Afrika bleef een probleem: daar wilde geen paashaas heen.
Want paashazen zijn nu eenmaal niet van steen
En aangezien chocolade in de zon smelt,
Heeft zich voor deze locatie nog niemand gemeld.

Maar verder gaat het het paashaasje heel goed af.
Paashaas zijn is echt geen straf!!
Met al dat personeel erbij,
Hoeft hij minder te werken en is iedereen blij!

suzanne