vrijdag 28 augustus 2009
De goede dennenboom
zaterdag 22 augustus 2009
Lientjes wens
Lientje komt uit school. Haar moeder zwaait naar haar. Maar Lientje ziet het niet. Ze is verdrietig. "Hoe was het op school ?" vraagt moeder.
"Niet Leuk"moppert Lientje. "niemand wil met me spelen , ik heb geen vriendinnetjes"
"Ik zal eens met de juf praten " zegt moeder "want dit kan zo niet langer." Lientje speelt altijd alleen.
Vandaag ook weer . Eerst drinkt ze limonade en krijgt ze een snoepje. Dat vindt Lientje gezellig. Dan gaat Lientje spelen. Haar moeder moet dan weer werken. Zij werkt thuis, maar is altijd druk en heeft `smiddags geen tijd om met Lientje te spelen. Janus haar broer is al groot, die speelt niet met haar. Haar vader werkt op zee die heeft ook geen tijd. Dus gaat Lientje naar boven. Het liefst speelt ze met haar poppenhuis. Haar lievelingspopje is Fruttel. "Ha Fruttel!" roept Lientje "Hoe is het met mijn popje? Voel jij je ook zo verdrietig? Wees maar blij dat je een popje bent en geen kind zoals ik Kom we gaan in bad" Lientje trekt de kleren van Fruttel uit en doet haar in bad. "Ik wil een vriendin, maar hoe doe je dat? Een echte die net zo goed kan luisteren als jij. Eentje om mee te kletsen en te spelen". Lientje gaat door met Fruttel in bad doen en speelt verder. Fruttel zegt niks terug, maar het lijkt wel alsof ze luistert. Lientje vergeet haar verdriet omdat ze zo lekker speelt. Mama roept om te eten. Ze eten kip met rijst en vruchten haar lievelingseten. Na het eten gaat Lientje T.V kijken en dan naar bed. Mama leest haar een verhaaltje voor. Dit keer het sprookje van Assepoester . Lientje heeft een mooi sprookjesboek. ( Ze kreeg het van oma toen ze jarig was.)
Lientje probeert te slapen, maar het lukt haar niet. Ze heeft het warm. "Wat is het warm"zucht ze "Ik zet even het raam verder open" Lientje loopt naar het raam en duwt het meer open. Een fris windje blaast in haar gezicht. Plotseling verschijnt er een fel licht."Schrik niet mijn kind " fluistert een vriendelijke stem. Op de vensterbank zit een elfje.Tenminste dat denkt Lientje want ze heeft in haar sprookjesboek een plaatje gezien van een elfje. Deze lijkt er precies op. "Bent u een elfje" vraagt Lientje zacht. "Ja" antwoordt de vriendelijke stem. "Ik ben een soort elfje. Een toverelfje om precies te zijn.""Wat komt u hier doen?" Vraagt Lientje "Ik kom je helpen "zegt het elfje zacht. "Je bent al zo lang verdrietig en alleen. Willemijn zeg ik tegen mezelf je moet Lientje gelukkig maken en daarom ben ik hier" "Ik kan niet blij zijn. Ik heb geen vriendinnen en ik weet niet hoe je ze krijgt" zegt Lientje.
"Ik ga je helpen" zegt Willemijn , maar je moet zelf goed je best doen. "Ja!"roept Lientje blij. Als ik maar een vriendinnetje krijg" Willemijn kijkt naar Lientje, dan zegt ze: "Ik kan een beetje toveren en de rest moet je zelf doen. Eerst ga ik voor een lolletje zorgen . Waar heb je het sprookjesboek?" "Hier" antwoordt Lientje terwijl ze het sprookjesboek van de grond opraapt. "Goed zo" zegt het elfje vriendelijk "welk sprookje vind je het leukste" Lientje snapt er niks van maar zegt "Assepoester". Voordat Lientje ziet wat er gebeurd is ze in het sprookjesboek beland. Ze is Assepoester geworden. Iedereen om haar heen is echt. Haar stiefmoeder, stiefzusters , petermoei en de prins. En Lientje is Assepoester. Ze vindt het eerst niet leuk." Nu heb ik helemaal niemand . Nu ben ik helemaal alleen" denkt ze. Totdat ze haar petermoei tegen komt en met de prins danst dan is ze blij en gelukkig. En als ze met de prins trouwt is ze helemaal in haar nopjes. Ze danst en zingt. " Dit is wel heel bijzonder" denkt ze "Welk meisje trouwt met een prins." Dan wordt het heel donker en ligt ze weer in haar bed. Daar heeft ze nog een poosje een gek gevoel. Het lijkt wel of ze nog steeds danst. Ze droomt over Assepoester en over de prins. Dan voelt zij zich veranderen. Van binnen wordt ze blij. Ze is niet meer bang.
Vandaag gaat ze wat vrolijker dan anders naar school. Ze voelt zich een prinses. Jiska ( een meisje uit haar klas) vindt Lientje anders. Ze zegt het tegen Ilja. " Er is iets met Lientje ze is zo vrolijk" "ja" antwoordt Ilja " ze kijkt niet meer zo boos ". " Ik vraag haar uit school waarom ze zo blij is " zegt Jiska. Dat doet ze ook . Lientje zegt dan " Ik ben niet meer bang. Eerst wel maar nu niet meer. Jiska snapt er niets van. Dan zegt Lientje " Heb je zin om met mij te spelen?" Dat wil Jiska wel. Ze vindt Lientje een beetje vreemd maar wel aardig . Uit school staat de moeder van Lientje te wachten . Moeder zwaait en Lientje zwaait terug. "Mag Jiska bij me spelen?! " roept ze blij. "Natuurlijk "antwoordt moeder verbaasd.
Jiska en Lientje spelen boven. Het is erg gezellig . Ze spelen met het poppenhuis en maken een mooie tekening . Dan vraagt Jiska " Waarom ben je zo veranderd ?" "Ik snap het niet, eerst keek je altijd boos en nu niet."Lientje zegt "Ik was eerst bang en verdrietig niet boos. Ik speelde altijd alleen. Snap je? "Jiska snapt het niet goed. " Dat komt later wel " denkt ze. Dan zegt ze "Ik vind je aardig zullen we vaker met elkaar spelen ?" Dat wil Lientje heel erg graag.
Als Lientje `s avonds naar bed toe gaat vraagt ze "mam wil jij het sprookje van Assepoester voorlezen ? " Dat wil mama wel . Als het sprookje is afgelopen vertelt ze dat Jiska haar vriendin is Moeder is heel blij voor Lientje en samen geven ze elkaaar een dikke knuffel. "welterusten Lientje "zegt mama "Weltusten mama " gaapt Lientje. Moeder gaat dan blij naar beneden. Maar Lientje kan niet slapen. Dan zet ze het raam weer verder open. Plotseling ziet ze Willemijn . "Willemijn " zegt ze enthousiast "Ik wil je bedanken " Ik ben geen Assepoester maar een prinses" Willemijn glimlacht. "Je bent mijn kleine prinses. Ik ga nu want jij hebt mij niet meer nodig. Dag prinsesje "
Lientje zwaait net zolang totdat Willemijn weg is. Ze gaat nu lekker slapen.
EINDE
Poetsbeer Bram
Poetsbeer Bram daar komt hij aan,
hij poetst alle vieze beren.
Het hele bos is hij rondgegaan,
vieze beren, uit de kleren!
Hij doet ze in een grote ton,
poetst tot hun vachtjes blinken.
Dan lekker drogen in de zon,
niemand hoort te stinken.
Beertje Tom heeft zich verstopt,
hij is bang voor water.
Hij wil niet worden ingesopt,
Beertje Tom is een waterhater.
De beren knijpen hun neuzen dicht,
als ze Beertje Tom zien staan.
Beertje Tom is toen gezwicht
en is naar Poetsbeer Bram gegaan.
Beertje Tom stapt dapper in de ton,
Poetsbeer Bram poetst met luid gezang:
"van dompelton en dompelton"
en Beertje Tom is niet meer bang.
©Anne de Vries-Neuteboom
vrijdag 21 augustus 2009
Springen, springen, op en neer
dinsdag 18 augustus 2009
HUGO EN DE KLEUREN-DIEF
HUGO EN DE KLEUREN-DIEF
Hugo de muis verveelden zich, hij had net een mooie tekening gemaakt en wist niet wat hij nu moest doen. Het is prachtig weer zei zijn moeder ga lekker vissen in de plas achter ons huis. Daar had Hugo wel zin in, hij liep naar de schuur en pakte zijn hengel en vis koffertje en liep naar de plas. Net toen hij lekker zat en zijn hengeltje had uitgegooid hoorde hij geritsel achter zich in het riet. Hij stond op om te gaan kijken. "Ohw help een heks!!!" Riep Hugo. Er zat een heel lelijke vrouw in het riet verstopt. Hugo wilde net wegrennen toen de vrouw zei: "rustig maar, ik ben een goede fee. Ik heb me alleen omgetoverd in een heks. Omdat we gister een gekostumeerd bal hadden in het betoverde woud, en nu kan ik me niet meer terug toveren." De vrouw begon te huilen. "Hoe heet je" vroeg Hugo "en waarom kun je je niet meer terug toveren?" "Ik heet Belinda en ik kan me niet terug toveren, omdat de spreuken uit mijn kleurentoverboek weg zijn. Ik had me boek gister hier in het riet verstopt en toen ik het vanochtend op ging halen waren alle gekleurde spreuken eruit, kijk maar." Belinda liet een groot boek zien met allemaal legen bladzijde. "Ik ga je helpen zoeken naar je toverspreuken" zei Hugo. En samen gingen ze op pad.
Na een half uur lopen zag Hugo aan de kant van de weg een witte paddestoel staan. "Er horen rode stippen op te zitten" zei Belinda tegen Hugo, "de stippen zijn dus ook weg net als mijn toverspreuken." "Ik denk," zei Hugo "dat iemand de kleuren gestolen heeft. Laten we verder zoeken." Na weer een tijdje lopen zagen ze een wit dier, "kijk!" riep Hugo "Zijn kleuren zijn ook gestolen." "Welnee," zei het dier "ik ben een hermelijn en mijn vacht is altijd wit in de winter." Belinda moest een beetje lachen maar Hugo zei boos "een dergelijk foutje kan iedereen maken." Ze liepen weer verder. Het werd al een beetje donker en koud in het bos, maar ze hadden de tover spreuken en de rode stippen van de paddestoel nog niet gevonden. Belinda zei "we moeten een plaatsje vinden om te slapen vannacht. Want het is veel te koud en gevaarlijk in het bos." In de verte zag Hugo een lichtje branden, "daar kunnen we misschien wel overnachten." Ze liepen in de richting van het lichtje, het bleek het huis van een wit konijn te zijn die hen heel vriendelijk binnen liet. "Wat doen jullie nog zo laat buiten in het bos" vroeg het witte konijn. "We zoeken een kleuren-dief" zei Hugo en ze vertelde het hele verhaal aan het witte konijn. "Een kleuren-dief," zei het konijn "daar had ik niet aan gedacht. Zie je ik was gister avond nog een bruin konijn, maar toen ik vanochtend wakker werd was ik zo wit als sneeuw. Niet dat ik wit een lelijke kleur vind maar ik wil graag mijn mooie bruine vachtje terug" zei het konijn. "Jullie kunnen hier blijven slapen en dan kunnen jullie morgen verder zoeken naar de kleuren-dief."
De volgende ochtend werden Belinda en Hugo al vroeg wakker gemaakt door het konijn, en na een stevig ontbijt gingen ze weer op weg, opzoek naar de kleuren-dief. Hoe verder ze het bos in gingen hoe meer kleuren er miste. De bomen hadden geen groene maar witte blaadjes. En de bessen aan de struiken waren ook wit. "We komen in de buurt Belinda" zei Hugo. "Nog even en dan heb jij je gekleurde tover spreuken terug." Na een tijdje lopen kwamen ze op een plek waar alles wit was. De bomen, de bloemen en het pad waar ze op liepen. Alles was wit. Behalve een kasteel dat ze in de verte zagen staan. Daarboven hing een enorme regenboog van kleuren. "Ik denk dat we daar de kleuren-dief kunnen vinden" zei Hugo. Ze liepen naar het kasteel en gingen naar binnen. Binnen zagen ze een mannetje staan die heel boos keek. "Wat doen jullie hier" riep het mannetje. "Wij zoeken de spreuken uit mijn gekleurde tover boek" zei Belinda. "En de rode stippen van de paddestoelen en de bruine kleur van het konijn" zei Hugo. "Die krijgen jullie niet" riep het boze mannetje. "Ik hou alle kleuren voor mezelf. En met de spreuken uit jou spreukenboek kan ik alle kleuren stelen. En ik kan nog veel meer toveren" riep het mannetje. "Ik kan me heel groot maken." "Ohw ja" zei Belinda "laat maar eens zien dan." En het mannetje riep een tover spreuk en er klonk en fluitend geluid en het mannetje schoot de lucht in, totdat hij zijn hoofd stoten aan het plafond. "Zie je wel!" riep hij naar beneden, "nu ben ik zo groot dat ik over alles heen kan kijken." "Dat is heel knap" zei Belinda, "maar ik durf te wedden dat u zich nu niet meer klein kan maken." "Jawel hoor" zei het mannetje. "Ik kan me zo klein maken als een mier." "Laat maar eens zien" riep Hugo, die begreep wat Belinda van plan was.
Het mannetje riep weer een toverspreuk en opnieuw klonk het fluitende geluid. Het mannetje kromp en kromp totdat hij zo klein was als een mier. Hugo pakte snel een potje dat op de tafel stond en zetten die over het piepkleine mannetje heen. "Zo, nu hebben we je gevangen. En vertel nu maar eens waar je de kleuren heb verstopt!" "Daar," piepte het mannetje "in de kast." Belinda deed de kast open en jahoor, daar stond een grote pot met allemaal kleuren. Belinda liep naar buiten en deed de pot open. De kleuren vlogen eruit en schoten alle kanten op. Ook in het spreuken boek van Belinda. Ze deed hem snel open en zocht een spreuk uit om haar weer normaal te maken. Er klonk weer een fluitend geluid en daar stond een prachtige fee in een schitterende jurk. "Dank je wel Hugo, dat je me geholpen hebt zonder jou was het nooit gelukt." En Belinda gaf hem een kus op zijn neus. Hugo werd er helemaal rood van. Belinda moest lachen. "Kom op dan gaan we naar huis. Laat het mannetje maar vrij die kan nu toch geen kwaad meer doen." Samen gingen ze op weg naar huis. Onderweg kwamen ze het konijn tegen ook hij had zijn bruine vacht weer terug. Hij keek naar de mooie Belinda, hij had niet verwacht dat ze zo mooi zou zijn. Toen ze verder liepen zagen ze ook de paddestoel met mooie rode stippen. "Kijk!" zei Hugo "alles is weer normaal." "Ik ben benieuwd of mijn moeder me geloofd als ik dit vertel" zuchtte Hugo. Maar Hugo's moeder was zo blij dat hij weer thuis was dat ze hem meteen geloofde.
EINDE
zaterdag 15 augustus 2009
Gestommel op zolder
woensdag 12 augustus 2009
De kaboutertjes
Hij verbaasde zich erover en wist niet, hoe hij het had. Hij nam de schoenen in zijn hand, om ze beter te bekijken; ze waren zo mooi genaaid, dat er geen steekje verkeerd was, juist alsof het als meesterstuk moest dienen. En kort daarop kwam een koper en omdat hij de schoenen zo bijzonder goed vond, betaalde hij er meer voor dan gewoonlijk, en voor dat geld kon de schoenmaker leer kopen voor twee paar schoenen, ‘s Avonds sneed hij ze, en hij wilde de volgende morgen met frisse moed gaan naaien - maar dat hoefde niet: want bij het opstaan waren ze allebei al klaar, en kopers bleven ook niet uit; en ze gaven hem zo veel, dat hij leer kon inkopen voor vier paren.
‘s Morgens vroeg vond hij ook die vier paren klaar, en zo ging het maar altijd door, wat hij ‘s avonds gesneden had, was de volgende morgen al geheel verwerkt, zodat hij al gauw uit zijn moeilijkheden was en daarna tenslotte een vermogend man werd. Nu gebeurde het op een avond, kort voor Kerstmis, toen hij weer al het snijwerk voor de volgende dag had gedaan, dat hij voor ‘t naar bed gaan tegen zijn vrouw zei: "Wat denk je, zouden we vannacht niet eens opblijven om te kijken, wie het eigenlijk is die ons zo de helpende hand reikt?" De vrouw was het ermee eens, en ze stak een lamp aan, ze verborgen zich in een hoek van de kamer, achter kleren die daar hingen, en ze bleven opletten. Het werd middernacht. Daar opeens kwamen twee kleine, naakte mannetjes, gingen zitten aan de schoenmakerstaf el, haalden al de gesneden stukken leer naar zich toe en begonnen met hun vingertjes zo handig te prikken, te naaien, te kloppen, dat de schoenmaker er z’n ogen niet vanaf kon houden. Ze hielden niet op voor alles klaar was, en op een rij op tafel stond, en toen hupten ze vlug weg.
De volgende morgen zei de vrouw: "Die kleine mannekes hebben ons rijk gemaakt, daar moesten we ons toch erkentelijk voor tonen. Ze lopen maar zo rond, ze hebben helemaal niets aan, en zullen ‘t zo koud hebben. Weet je wat? Ik zal een paar hemdjes breien, maak jij er dan voor ieder een paar schoentjes bij." De man zei: "Mij best." En toen ze op een avond alles klaar hadden, zetten ze dat alles in plaats van ‘t gesneden leer, bij elkaar op tafel, en verstopten zich toen om te kunnen zien, hoe de mannekes dat zouden opnemen. Klokslag middernacht kwamen ze aangehuppeld, en ze wilden meteen aan ‘t werk gaan; maar ze vonden geen stukken leer, maar leuke kleertjes. Eerst waren ze verbaasd, toen toonden ze zich dolblij. In een wip hadden ze alles aangetrokken, maakten de mooie kleertjes precies vast, en ze zongen:
"Zijn onze kleren niet sierlijk en fijn?
En zouden we dan nog schoenmakers zijn?"
Toen huppelden ze en dansten en sprongen over stoelen en banken. En eindelijk dansten ze de deur uit. Sinds die tijd zijn ze niet meer gekomen. Maar de schoenmaker had het goed zolang hij leefde, en alles wat hij begon, lukte hem.