zaterdag 31 oktober 2009

De lange winterslaap





de lange winterslaap
Op een witte winterdag kwamen Giraf,aap Cloé,aap Aap Axel en kameel samen in giraf's hol.
-Ik verveel me!
Zuchte Kameel.
-Dino doet een winterslaap dus we
kunnen geen pakkertje spelen.
Kameel sprong plots recht.
-Ik weet wat we kunnen doen!
-Terwijl Dino slaapt kunnen wij zijn hol wat opvrolijken.
-Ja maar wanneer is de winterslaap dan voorbij?
Vroeg Giraf.
-Als ik mijn kalender goed begrijp is dat op 21 maart.
-Maar dat is morgen!!
we moeten dus snel zijn.

Iedereen trok naar het hol van Dino,ze schropten het schoon ze legden eten in zijn ENORME voederbak,iedereen hielp mee behalve kameel,hij zat daar maar,

-Waarom help jij niet mee?
Vroeg Axel.
-Ik ben bang dat ik mijn hoofd ga stoten.
-Ach maak je niet zo druk Kom ik help je wel even.

Op 2uurtjes waren ze klaar en gingen slapen,ze spraken af dat ze om 10 u bij het hol van Dino zoude zijn.
Zo gezegd zo gedaan s'ochtens stond iedereen bij het huis van Dino maar hij werd niet wakker.
Cloé keek voor de zekerheid op haar kalender.
-Hé!?Ofwel zie ik niet goed of wel staat hier dat de lente pas op 3 januari begint!

iedereen keek elkkaar bezorgd aan.
ze wisten allemaal wat dat betekende,'TARANTULA'de ijskoningin had toe geslaan!

-We gaan erheen!
zei Giraf vastbesloten.
-FIWIT!!
al snel kwam er een kleine dino aan gevlogen.
-Dit is ons vervoermiddel naar de verbooden bergen!
Iedereen sprong op de Dino.
-Naar de verboden bergen!

Toen ze aankwamen stonden ze voor het grote IJSKASTEEL.

-Oh nee de ophaal brug is niet gezakt,en ik ga echt niet tussen de krokodillen zwemmen hoor.Zei Cloé
-Nou dan doen we het toch zo.
Axel sprong van de ene krokodil naar de andere tot hij de overkant berijkte.
iedereen deed hem na zelf Cloé.

toen ze aan de overkant waren kwamen ze een groep wachters tegen.
-Ook dat nog!
-kom snel hierheen!!!!!!!
ze wachten in een kamer tot de wachters uit het zicht verdwenen waren en dan stapten ze verder
tot ze een deur zagen met daarop
'plannenkamer' PRIVE!!!!
-Kom hier is het.

Ook dit keer hadden ze geen geluk.
Tarantula was juist in de kamer.
-PAK ZE!!!!!
de vier vrienden liepen rondejs rond de kamer tot Cloé riep ik heb het tegengif gevonden!
daarna snelden ze naar buiten.
en gingen met de dino naar huis.
toen ze aankwammen werd dino wakker en ze vierden een groot feest!

Fien Buysse

-EINDE-

maandag 26 oktober 2009

Mijnheer fijntjes






Mijnheer Fijntjes was een keurige man. Elke ochtend, wanneer hij opstond, poetste hij eerst keurig zijn tanden. Daarna waste hij zich achter zijn oren en zijn nek. En wanneer hij daarmee klaar was, trok hij zijn kleren aan, die hij al keurig netjes op zijn stoel had klaar gelegd.
"Zo", zei mijnheer Fijntjes dan tegen zichzelf. "Dat is weer gebeurd. Nu een ontbijtje". En hij smeerde dan een bruine boterham met kaas. Wanneer hij die netjes, met korst en al, op at,dronk hij nog een glas melk. Dat laatste deed hij natuurlijk ook heel keurig, zonder erbij te boeren. Want dat zou toch niet netjes zijn.
"Zo", zei mijnheer Fijntjes dan weer. "Kwart voor acht.Tijd om naar kantoor te gaan". En hij zette zijn horloge nog even precies gelijk met de klok.
Want mijnheer Fijntjes was niet alleen keurig, hij was ook heel precies. Hij was zo keurig en precies, dat de mensen op kantoor zeiden: " Zou mijnheer Fijntjes nooit eens vergeten zijn tanden te poetsen? Zou hij wel eens te laat op kantoor komen? Zou hij wel eens boos worden? Zou hij wel eens stiekum een wind laten"? Mijnheer Fijntjes hoorde de mensen wel eens fluisteren, wanneer hij de blaadjes in het kopieer-apparaat nog even recht legde. Ook zag ze wel eens kijken, wanneer hij telde hoeveel nietjes er in het niet-apparaat zaten. Maar hij zei er nooit wat van, want daar was hij veel te netjes voor.
Op een middag, toen mijnheer Fijntjes thuis kwam van kantoor, lag er een grote, bruine envelop in de bus. Nadat Mijnheer Fijntjes de andere brieven eerst keurig op een stapeltje had gelegd, precies op de hoek van de tafel, maakte hij de envelop open. Hij begon de brief, die er in zat te lezen. "Beste mijnheer Fijntjes" stond er. " U hebt de huur van uw huis deze maand nog niet betaald. Wij vragen u dit zo snel mogelijk te doen. Groeten van de huurbaas".
Even was het alsof mijnheer Fijntjes sterretjes zag. De huur niet betaald? Elke eerste dag van de maand zette hij een kruisje op de kalender! En hij legde de envelop met geld dan altijd precies op de linkerhoek van de koelkast klaar! Op de envelop plakte hij dan nog een geel briefje, met "HUUR" er op. Nee, dit moest een vergissing zijn.
Mijnheer Fijntjes pakte de telefoon en tikte het nummer in van de huurbaas. Het duurde even, maar toen hoorde hij een aardige damesstem aan de lijn: Goedemiddag, met het kantoor van de Huurbaas"? Mijnheer Fijntjes antwoordde, nog steeds een beetje onderste boven: "Goedemiddag, met mijnheer Fijntjes. Het klopt niet, van die brief, ik heb echt betaald, hoor."
" Ik kijk het even voor u na. Momentje alstublieft", antwoordde de aardige dame. Het was even stil, toen kraakte de lijn even. "Het spijt me, klonk de dame weer, nu iets minder aardig. U hebt echt niet betaald".
Mijnheer Fijntjes moest zich even vasthouden aan het aanrechtkastje. "Maar ik heb toch de envelop precies op de linkerhoek van de koelkast gelegd", hakkelde hij. "Zou...." "Het spijt me, niet betaald is niet betaald" antwoordde de dame nu snibbig. "Betalen graag, en tot ziens".
Toen was het plotseling alsof er een knopje werd omgedraaid in het hoofd van Mijnheer Fijntjes. Hij greep zijn jas van de kapstok, vergat helemaal zijn horloge gelijk te zetten met de klok, en rende naar buiten. Zijn kraag zat nog scheef, en ook had hij er niet aan gedacht om het bovenste knoopje van zijn jas dicht te doen.
Hij stapte met grote passen het kantoor van de huurbaas binnen. Daar, achter een groot buro, zat een deftige mevrouw. "Goedemiddag, wat kan ik voor u doen"? vroeg ze. "U bent de mevrouw die ik daarnet aan de telefoon had" antwoordde mijnheer Fijntjes. "'Want ik hoor het aan de stem. En daar ligt mijn envelop met geld. Ik herken hem aan het gele briefje. IK HEB DUS WEL BETAALD"!!!!!!! En hij sloeg, zo hard hij kon, met zijn vuist op het buro.
"Ja natuurlijk, u hebt helemaal gelijk. Sorry, we zullen het in orde maken", bibberde de dame aan het buro, dat nu een beetje scheef stond. "Sorry, sorry, sorry".
"Zo", zei mijnheer Fijntjes tegen zichzelf."Dat is weer gebeurd. Tijd voor een boterhammetje".
Maar vanaf die dag lachte Mijnheer Fijntjes wat vaker. Ook nam hij 's ochtends wel eens een boterham met jam, in plaats van kaas. En soms kwam hij wel eens te laat op kantoor. Ook maakte hij vaker grapjes. En de mensen op kantoor zeiden tegen hem: "Mijnheer Fijntjes: we vinden je veel leuker zo. Kom maar wat vaker te laat. En scheld maar eens op ons, wanneer je boos bent."
En dat deed mijnheer Fijntjes voortaan. Alleen winden laten, dat deed hij niet op kantoor. Dat vond hij toch echt niet netjes.

maandag 12 oktober 2009

Het gouden meisje





Het gouden meisje
er was eens ..
een jong meisje en ze woonde samen met haar moeder aan de rand van het bos .ze waren zeer arm
op een dag ging het meisje naar het dorp achter eieren voor haar moeder
toen ze aankwam in het dorp was alles veranderd in goud het meisje vroeg zich af hoe dat kon en vlug nam ze alles mee wat mee te nemen viel !want zo zouden zij en haar moeder nooit meer arm hoeven te zijn
het meisje dacht er niet bij na dat dat stelen was plots dook een heks voor haar op en vervloekte het meisje ze zou nooit meer haar moeder terug zien omdat ze spullen had gestolen
het meisje bego n te huilen maar dat hielp niet de heks veranderde het meisje in zilver
500 jaar later stond het meisje in een museum ze had al die jaren wel 1000 mensen aan haar voorbij zien passeren en geen een daarvan zag dat ze weende tot er op een dag een jongen passeerde hij raakte het beeld aan en voelde ploteling water aan zijn hand en keek naar de ogen van het beeld toen hij zag dat ze weende schrok hij toch even maar hij droogde haar tranen en kuste haar hand het meisje werd wakker en ze zou nooit meer wenen want de vloek was verbroken het meisje en de jongen leefden nog lang en gelukkig ..

Geschreven door:Isabelle










donderdag 8 oktober 2009

Meneer Bever is ontvoerd





Meneer Bever is ontvoerd


De kabouterkoning en Meneer Bever spelen elke week een spelletje Kabouter-erger-je-niet. Meneer Bever is een keer niet gekomen zonder een bericht te sturen. De kabouterkoning maakt zich ongerust. Wat zou er aan de hand zijn met Meneer Bever?

'Jullie moeten naar het huis van Meneer Bever gaan. Ik wil weten waarom hij deze week niet geweest is', zegt de kabouterkoning tegen Jonas, Knut en Malin. De drie kabouters beloven ernaar toe te gaan.

Ze doen hun rugzakjes om en gaan fluitend op weg. Onderweg zwaaien ze naar een eland die vredig in een weiland staat te grazen. De eland komt met een drafje naar ze toe.
'Dag kabouters zo vroeg al op pad?' vraagt de eland.
'We gaan naar het huis van Meneer Bever. De kabouterkoning maakt zich ongerust. Meneer Bever is niet gekomen voor zijn wekelijkse spelletje Kabouter-erger-je-niet met de koning.
'Ik loop met jullie mee. Ik ben ook wel nieuwsgierig', zegt de eland. De kabouters vinden het goed. En zo lopen ze met z'n vieren naar het huis van Meneer Bever.

Het pad voert hen langs een meer. Knut hoort gekwaak van een kikker en wil naar de rand van het meer lopen.
'Niet doen!', schreeuwt de eland. Maar het is al te laat. Knut zakt tot aan zijn middel door de grond.
'Het is een moeras', schreeuwt Malin. Knut zakt langzaam steeds verder in het moeras. Jonas die altijd touw in zijn rugzak heeft gooit het naar Knut. Knut pakt het touw. Jonas en Malin trekken zo hard als ze kunnen aan het touw. Maar ze zijn niet sterk genoeg om Knut uit het moeras te trekken.
'Knoop het touw om mijn nek', zegt de eland. De eland bukt zich naar de kabouters. Jonas knoopt het touw om de nek van de eland. De eland loopt naar achter en in een wip is Knut uit het moeras getrokken.

Na van de schrik bekomen te zijn lopen ze verder. Het pad gaat nu naar rechts door een tunnel. De eland moet oppassen dat hij zijn kop niet stoot. Aan de andere kant van de tunnel is nog een meer. En aan dat meer zien ze in de verte het huis van de bever staan.

Bij het huis aangekomen kloppen ze op de voordeur.
'Meneer Bever bent u thuis', roept Jonas. Er gebeurt niets. Voorzichtig duwen de kabouters de deur open en gaan naar binnen. De eland blijft buiten. Hij is te groot en past niet in het huis van de bever.
'Bij alle trollenstaarten wat is hier gebeurd?' schreeuwen ze doorelkaar. De tafel ligt ondersteboven. Stoelen liggen op de grond. Serviesgoed is kapot gesmeten. Jonas ziet de bril van de bever op de grond liggen. De glazen zijn gebroken. En verderop liggen twee helften van een pijp.
'Het lijkt of er gevochten is', zegt Jonas.
'Trollen natuurlijk. Ze vervelen zich en dachten we gaan Meneer Bever pesten', zegt Knut.
'Niet alleen pesten. Ze hebben hem ontvoerd. We moeten hem vinden', zegt Jonas. Ze gaan naar buiten om het de eland te vertellen. Dan schrikken de kabouters en de eland. Een grote bruine vogel landt op het dak van het huis van de bever.
'Zoeken jullie Meneer Bever?' zegt de bruine vogel. De drie kabouters knikken van ja.
'Trollen hebben hem meegenomen naar de overkant van het meer. Daar moet hij takken afbijten voor de bosheks. De bosheks gebruikt de takken voor haar fornuis', zegt de bruine vogel.
'Hoe komen we aan de overkant van het meer?' vraagt Jonas.
'Verderop is een aanlegsteiger. Daar ligt een boot', zegt de bruine vogel.

De drie kabouters volgen de vogel naar de aanlegsteiger. Ze duwen de boot in het water.
'Jij kan niet mee naar de overkant eland. Dan zinken we', zegt Jonas.
'Ga maar, ik zal hier op jullie wachten', zegt de eland. De drie kabouters springen in de boot. Ze roeien naar de overkant.

Bij de overkant aangekomen wordt de boot op de kant getrokken. Voorzichtig om zich heen kijkend sluipen ze tussen struikgewas en bomen. Er is gekraak van takken en ze lopen in de richting waar het vandaan komt. Het gekraak wordt luider.
Zich verschuilend achter een grote struik zien ze Meneer Bever. Hij is vastgebonden aan een lang touw. Een trol houdt het touw vast.
'Kom Meneer Bever, nog twintig takken vandaag', zegt de trol. Meneer Bever bijt met zijn vlijmscherpe tanden takken af. Hij wankelt van vermoeidheid. Een andere trol kijkt lachend toe. De kabouters zijn woedend.
'We grijpen ze!', fluistert Knut.
'Ik weet wat beters', fluistert Jonas. Hij haalt uit zijn rugzak trollenjeukpoeder.
Hij geeft Knut een handje van het jeukpoeder.
'Ik en Knut springen op de trollen af. We gooien de jeukpoeder over hun lijf. Malin jij pakt het touw waar de bever aan vastzit,' zegt Jonas. De bruine vogel is met de kabouters meegevlogen. Hij zit hoog in een boom en kijkt toe.
'Nu! rennen', zegt Jonas. De trollen weten niet wat hun overkomt. Drie kabouters die op hen afstormen. Jonas en Knut smijten de jeukpoeder naar de trollenlijven. Malin grijpt het touw uit de trollenhand en rent met de bever richting het meer.
De trollen krabben en krabben hun groene lijf. Ze worden helemaal gek van de jeuk. Jonas en Knut trekken hard aan hun trollenstaarten. De trollen vluchten het bos in.
'Zo daar hebben we voorlopig geen last meer van', zegt Jonas. De bruine vogel fladdert vrolijk heen en weer boven de hoofden van Jonas en Knut.
'Op naar het meer', zegt de bruine vogel.

Bij het meer wordt Meneer Bever voorzichtig in de boot geholpen. Hij is te vermoeid om zelf naar de overkant te zwemmen. De boot wordt door de kabouters het water ingeduwd. Snel roeien ze naar de andere kant van het meer.
De eland is blij de kabouters en de bever te zien. Hij stelt voor dat de bever en de kabouters op zijn rug gaan zitten. Dat vinden ze een goed idee.
'Breng ons naar het kabouterdorp. Meneer Bever kan nu niet naar zijn huisje. We gaan hem eens lekker verwennen', zegt Jonas.
En zo loopt de eland met de drie kabouters en de bever op zijn rug naar het kabouterdorp. De bruine vogel vliegt vrolijk met ze mee.

In het kabouterdorp wordt Meneer Bever eens flink verwend. De kabouterkoning speelt weer zijn spelletje Kabouter-erger-je-niet met Meneer Bever. Die pesterige trollen moet Meneer Bever maar snel vergeten.


©Anne de Vries-Neuteboom

zaterdag 3 oktober 2009

peuter-paddenstoel





peuter-paddenstoel
Onder hele hoge bomen in een klein kabouterbos
staat een heel klein aardig huisje zomaar midden op het mos
Ik zou er best wel willen wonen, maar ik ben toch veel te groot
't is gemaakt voor de kabouters met hun jas en mutsje rood
's avonds als het donker wordt is het helemaal niet naar,
want dan zitten de kabouters heel gezellig bij elkaar
Ieder heeft een eigen stoeltje en een kaarsje in de hand
en dan fonkelen alle lichtjes in kaboutersprookjesland.
spreken: En als de kaboutertjes gaan slapen
dan blazen ze hun kaarsjes uit pfffffffft.